ECLI:NL:RVS:2024:4597

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
202404788/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Moerdijk inzake overtreding Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 12 december 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk [appellant] opgedragen om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bestemmingsplannen "Woonwijken Zevenbergen" en "Veegplan kernen 2017" te beëindigen. Indien [appellant] hier niet aan voldoet, wordt een dwangsom van € 10.000,00 per constatering per woning opgelegd. Op 12 juli 2023 verklaarde het college het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde op 12 juli 2024 deze beslissing, waarop [appellant] hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting heeft geen van de partijen gebruik gemaakt van het recht om gehoord te worden, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 13 november 2024 het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202404788/1/R2.
Datum uitspraak: 13 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Klundert, gemeente Moerdijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 12 juli 2024 in zaak nr. 24/3250 en 24/3251 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2022 heeft het college [appellant] opgedragen om de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de bestemmingsplannen "Woonwijken Zevenbergen" en "Veegplan kernen 2017" te beëindigen en beëindigd houden. Als [appellant] dat niet doet, dan moet hij een dwangsom van € 10.000,00 per constatering per woning betalen.
Bij besluit van 12 juli 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft eerder verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft in de uitspraak van 26 augustus 2024 dit verzoek afgewezen en daarbij toegelicht waarom het niet aannemelijk is dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. De Afdeling is het eens met dit oordeel en ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
3.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024