ECLI:NL:RVS:2024:4577
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingen inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep
In deze zaak hebben vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 augustus 2022. De zaak betreft de proceskostenveroordeling in het geval van intrekking van het hoger beroep. De vreemdelingen hebben op 5 september 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten, omdat de minister hun aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf had ingewilligd. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek toegewezen en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het hoger beroep. De totale kosten zijn vastgesteld op € 875,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 13 november 2024 door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.