ECLI:NL:RVS:2024:4571
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake invorderingsbeschikking burgemeester Oosterhout
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 november 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarbij het ging om een besluit van de burgemeester van Oosterhout van 14 april 2023. Dit besluit betrof de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen een invorderingsbeschikking van 27 januari 2023. De burgemeester had deze invorderingsbeschikking genomen omdat [appellant] herhaaldelijk artikel 2.74 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Oosterhout 2022 had overtreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de burgemeester terecht de invorderingsbeschikking heeft genomen.
De zitting vond plaats op 30 oktober 2024, waar [appellant] werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. D.T. Stoof. De burgemeester van Oosterhout werd vertegenwoordigd door mr. N. van Wijk. Tijdens de zitting werd besproken dat de gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd grotendeels een herhaling zijn van de argumenten die eerder in beroep zijn ingediend. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd behandeld en [appellant] heeft geen nieuwe redenen aangevoerd die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen.
Daarnaast werd er in hoger beroep verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waaruit zou blijken dat [appellant] voor hetzelfde feit was vrijgesproken. De Afdeling benadrukt echter dat in het bestuursrecht een andere bewijsmaatstaf geldt dan in het strafrecht. Een vrijspraak in het strafrecht betekent niet automatisch dat er geen bestuursrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd. De burgemeester heeft op basis van een bestuurlijke rapportage aannemelijk gemaakt dat [appellant] artikel 2.74 van de APV opnieuw heeft overtreden, wat leidt tot de conclusie dat de invorderingsbeschikking terecht is genomen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.