ECLI:NL:RVS:2024:457
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 6 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 16 augustus 2023, hield in dat het recht op bescherming van de vreemdeling, dat was verleend op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, op 4 september 2023 zou eindigen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 8 december 2023 het beroep ongegrond verklaarde.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:32) geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de bescherming van de vreemdeling te beëindigen op de genoemde datum.
In de uitspraak van 6 februari 2024 verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van de vreemdeling van rechtswege eindigt op 4 maart 2024, en dat het aan de staatssecretaris is om te bepalen hoe hij dit aan de vreemdeling meedeelt. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.