ECLI:NL:RVS:2024:454
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot beëindiging tijdelijke bescherming van vreemdeling op basis van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 6 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van het recht op bescherming van de vreemdeling, dat was verleend op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 augustus 2023 besloten dat het recht op bescherming per 4 september 2023 zou eindigen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard op 1 december 2023.
De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de vreemdeling tijdig te informeren over de beëindiging van de tijdelijke bescherming en de voorwaarden waaronder dit zal gebeuren. De proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.625,00, zijn geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.