In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser, afkomstig uit Oekraïne, had eerder tijdelijke bescherming gekregen na de Russische inval in zijn land. De staatssecretaris had op 3 juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om deze bescherming te beëindigen, waarop eiser geen zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. Eiser valt onder de zogenaamde facultatieve groep, die per 4 september 2023 niet meer onder de bescherming van de Richtlijn valt. De staatssecretaris heeft de bevoegdheid om de tijdelijke bescherming te beëindigen, en de rechtbank ziet geen schending van het vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan door de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.