ECLI:NL:RVS:2024:4467
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris
Op 6 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling wiens aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 16 december 2022. De vreemdeling werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en er werd een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 4 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze besluiten gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen.
De minister van Asiel en Migratie heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, en heeft daarom besloten dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de betrokken partijen heeft afgewogen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 6 november 2024, en is vastgesteld door mr. C.J. Borman, met mr. D.I. van Kesteren als griffier.