ECLI:NL:RVS:2024:444
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
Op 5 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 25 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was op 28 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvragen die aan de orde waren, waren eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.
Daarnaast werd opgemerkt dat er geen reden was om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie, aangezien de relevante rechtsvragen al eerder waren behandeld. De Afdeling concludeerde dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.