ECLI:NL:RVS:2024:4422
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 1 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 6 juli 2023 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 23 september 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de grief van de vreemdeling dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met zijn individuele omstandigheden bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn persoonlijke situatie leidde tot een verhoogd risico op willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Bovendien werd vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 november 2024.