ECLI:NL:RVS:2024:442
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 5 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in beroep de vrijheidsontnemende maatregel aangevochten die op 6 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had op 23 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling merkte op dat de rechtsvragen die in het hoger beroep aan de orde zijn, eerder door de Afdeling zijn beantwoord in eerdere uitspraken. Dit betreft onder andere de beoordeling van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken en de behandeling van asielaanvragen in de grensprocedure.
De Afdeling concludeerde dat er geen reden is om de grensdetentie onrechtmatig te achten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.