ECLI:NL:RVS:2024:4404
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 13 september 2022 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 24 januari 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De vreemdeling betoogt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele omstandigheden bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. De Raad van State verwijst naar een eerdere uitspraak van 17 juli 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling moet betrekken, vooral als deze afkomstig is uit een gebied waar willekeurig geweld heerst. De vreemdeling heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie leidt tot een verhoogd risico op willekeurig geweld.
De Raad van State oordeelt dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.