ECLI:NL:RVS:2024:4315

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
202405857/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 25 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 augustus 2024 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 10 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J. Manspeaker, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord, met name over het risico op pushbacks bij teruggekeerde Dublinclaimanten en de toegang tot opvang in Kroatië.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024, waarbij mr. J.C.A. de Poorter als lid van de enkelvoudige kamer en mr. A.A. Snijders als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202405857/1/V3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 september 2024 in zaak nr. NL24.31516 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 10 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J. Manspeaker, advocaat in Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord (uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4037, onder 5.3 tot en met 6.1, over het risico op pushbacks bij teruggekeerde Dublinclaimanten en de toegang tot opvang in Kroatië). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2024
279