202205108/1/A3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (thans: de minister van Asiel en Migratie),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2019 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens deels ingewilligd.
Bij besluit van 5 december 2019 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 december 2019 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Bij uitspraak van 13 juli 2022 heeft de Afdeling het door [appellant] daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover daarbij door de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 5 december 2019 in stand zijn gelaten.
Bij besluit van 28 juli 2022 heeft de staatssecretaris het door [appellant] gemaakte bezwaar voor zover het ziet op de beoordeling van de interne correspondentie met Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (hierna: TOELT) gegrond verklaard.
Bij besluit van 31 augustus 2022 heeft de staatssecretaris een overzicht van de persoonsgegevens van [appellant] die zijn gedeeld met TOELT ten behoeve van het aanvragen van een taalanalyse aan [appellant] verstrekt.
[appellant] heeft hiertegen beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Bij besluit van 8 juli 2024 heeft de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en het verzoek om inzage in persoonsgegevens in de interne correspondentie van de IND met het TOELT, die gevoerd is naar aanleiding van de taalanalyse waaraan [appellant] is onderworpen in de asielprocedure, toegewezen. Dit besluit vervangt de besluiten van 28 juli 2022 en
31 augustus 2022.
[appellant] heeft op dit besluit gereageerd.
De staatssecretaris heeft de Afdeling verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten aanzien van geheime stukken.
[appellant] heeft toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om op grond van deze stukken uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2024, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.M.C. van Graafeiland en mr. P.G.M. van der Voorn, advocaten te Den Haag en drs. J. Kuper zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft de staatssecretaris op grond van artikel 12 en artikel 15, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: AVG) verzocht om inzage in de persoonsgegevens die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) in het kader van zijn asielprocedures over hem zijn verwerkt vanaf 1 januari 2010. De staatssecretaris heeft een overzicht verstrekt van de over [appellant] verwerkte persoonsgegevens, inclusief de herkomst van die gegevens, wat het doel van de verwerkingen is, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt en hoe lang deze gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen. Daarnaast heeft de staatssecretaris de taalanalyse ongelakt verstrekt en de gelakte kopieën van documenten waarin persoonsgegevens zijn verwerkt.
2. De staatssecretaris heeft aanleiding gezien om de besluiten van 28 juli 2022 en 31 augustus 2022 te herzien. Bij besluit van 8 juli 2024 heeft de staatssecretaris [appellant] inzage gegeven in zijn persoonsgegevens in de interne correspondentie van de IND met TOELT, die is gevoerd naar aanleiding van de taalanalyse waaraan [appellant] is onderworpen in zijn asielprocedure. Ook de persoonsgegevens in de correspondentie uit het IND systeem Indigo zijn aan [appellant] verstrekt. Volgens [appellant] is er met het besluit van 8 juli 2024 nog steeds niet volledig voldaan aan het verzoek.
Uitspraak van de Afdeling
3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 geoordeeld dat de overgelegde interne correspondentie tussen de IND en TOELT niet gelijk kan worden gesteld met een juridische analyse in een minuut. Bij een juridische analyse gaat het om de analyse van de gegevens over een persoon met het oog op een door het de staatssecretaris te nemen besluit. Daarin hoeft geen inzage te worden verstrekt op grond van artikel 15 van de AVG, omdat het geen gegevens betreft die door de betrokkene zelf op juistheid kunnen worden gecontroleerd. De in het geding zijnde interne correspondentie als zodanig is niet te kwalificeren als een analyse van gegevens over [appellant]. Ook anderszins valt niet in te zien waarom [appellant] de in de interne correspondentie opgenomen persoonsgegevens niet voor controle op juistheid zou mogen inzien. Het besluit van 5 december 2019 is op dit punt zowel in strijd met artikel 15 van de AVG als artikel 7:12 van de Awb tot stand gekomen. De Afdeling heeft het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover daarbij door de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 5 december 2019 in stand zijn gelaten. Dit betekent dat de staatssecretaris de interne correspondentie met TOELT opnieuw moet beoordelen en aan [appellant] met inachtneming van artikel 15, eerste lid, van de AVG moet meedelen welke hem betreffende persoonsgegevens daarin staan en waartoe die worden verwerkt.
4. De Afdeling heeft bepaald dat met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb tegen het door de staatssecretaris te nemen nieuwe besluit op het bezwaar alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Dit heeft [appellant] gedaan.
Nieuw besluit en beroep
5. Bij besluit van 8 juli 2024 heeft de staatssecretaris het bezwaar alsnog gegrond verklaard en het verzoek om inzage in persoonsgegevens in de interne correspondentie van de IND met TOELT, zoals hiervoor onder 2 is vermeld, toegewezen. De interne correspondentie bestaat uit e-mailcorrespondentie tussen medewerkers van TOELT en andere medewerkers van de IND en uit een aanvraag taalanalyse. Ook heeft de staatssecretaris een proceskostenvergoeding toegekend. Volgens hem is hij hiermee geheel aan het verzoek en de bezwaren van [appellant] tegemoetgekomen.
Gronden en beoordeling beroep
6. [appellant] betoogt dat in de overgelegde e-mails zeer veel gegevens zijn weggelakt, waardoor hij in zijn inzage- en controlerechten is benadeeld. Doordat de staatssecretaris consequent de praktische gegevens van de mails heeft weggelakt is niet te controleren of, wanneer en aan wie de betreffende persoonsgegevens die de berichten bevatten zijn toegestuurd of doorgestuurd. In ieder geval zijn die gegevens ten onrechte weggelakt waardoor [appellant] in zijn inzage- en controlerechten is benadeeld. Ook stelt [appellant] dat nog steeds niet alle gegevens met betrekking tot de interne communicatie over de verwerkte persoonsgegevens zijn verstrekt. Dit volgt uit de overgelegde e-mails. Er is volgens [appellant] ook een logboek van TOELT, waarin vermoedelijk wel meer gegevens zijn te vinden.
6.1. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1040, volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. 6.2. De staatssecretaris heeft op de zitting te kennen gegeven dat alle persoonsgegevens die onder de reikwijdte van het AVG-verzoek vallen aan [appellant] zijn verstrekt en dat er niet meer gegevens zijn. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de staatssecretaris nader toegelicht hoe hij heeft gezocht. Bij de zoekslag naar interne correspondentie met TOELT zijn in de eerste plaats alle gegevens in het systeem van de IND, Indigo, doorzocht. Omdat medewerkers van TOELT onderdeel zijn van de IND, hebben zij toegang tot Indigo. Daarnaast is aan de medewerkers van de IND die de aangetroffen e-mails hebben verzonden en ontvangen, waaronder ook medewerkers van TOELT, gevraagd of zij over nog andere interne correspondentie beschikken. Zij hebben hun persoonlijke archieven, waaronder ook hun e-mailbox, doorzocht en daarnaast hebben zij, voor zover aanwezig, gezocht in de eigen afdelingsarchieven. Nadere stukken hebben zij niet aangetroffen. Ook is niet gewerkt met een logboek waarin communicatie door medewerkers van TOELT met andere medewerkers van de IND wordt bijgehouden. Deze toelichting van de staatssecretaris komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Dit betekent dat het aan [appellant] is om aannemelijk te maken dat er toch meer documenten onder de staatssecretaris berusten. Met de enkele verwijzing naar een logboek heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat er meer interne correspondentie van de IND met TOELT onder de staatssecretaris berust. Uit niets blijkt dat het TOELT zulke documentatie bijhoudt. De Afdeling volgt het betoog van [appellant] dat uit de overgelegde e-mails blijkt dat niet alle interne correspondentie is verstrekt ook niet. De Afdeling leest in de enkele verwijzing naar het woord "nogmaals" niet dat de overgelegde e-mails een voorgeschiedenis hebben die niet aan [appellant] is overgelegd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat er nog meer persoonsgegevens onder de staatssecretaris berusten.
6.3. Het betoog slaagt niet.
6.4. De Afdeling volgt de stelling van [appellant] dat hij door het lakken niet kan controleren of hij inzicht heeft gekregen in alle persoonsgegevens die over hem zijn verwerkt niet. De Afdeling heeft de geheime stukken bekeken en is van oordeel dat daarin geen persoonsgegevens zijn gelakt. De Afdeling volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de gegevens uit de e-mails die ter inzage zijn gegevens, [appellant] voldoende in staat stellen om de rechtmatigheid en juistheid van de in die e-mails verwerkte persoonsgegevens te controleren. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd betwist.
6.5. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het nieuwe besluit van de staatssecretaris van 8 juli 2024 stand houdt.
8. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024
85-1101