ECLI:NL:RVS:2024:4263

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
202108152/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan Oosterwolde, Oostendorperstraatweg

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan over de vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van 28 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3481, in een geschil tussen [appellant sub 1], wonend in Oosterwolde (Gld), en de raad van de gemeente Oldebroek. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Oosterwolde, Oostendorperstraatweg'. In een tussenuitspraak van 14 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:617, had de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken gebreken in het besluit van 11 november 2021 te herstellen. De raad heeft op 30 mei 2024 een gewijzigd bestemmingsplan vastgesteld, maar [appellant sub 1] heeft betoogd dat zijn zienswijze niet is meegenomen in de eerdere uitspraak. De Afdeling heeft vastgesteld dat dit inderdaad het geval was en heeft de eerdere uitspraak vervallen verklaard.

De Afdeling heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat de beroepsgrond van [appellant sub 1] over geluid slaagde voor de vergunningsvrije bouwwerken in het achtererfgebied van de woningen in woonblok A. De raad had erkend dat deze mogelijkheid in het bestemmingsplan had moeten worden uitgesloten. De Afdeling heeft de raad opgedragen om de gebreken in het bestemmingsplan te herstellen, wat heeft geleid tot het herstelplan dat op 30 mei 2024 is vastgesteld. [appellant sub 1] heeft zijn zienswijze ingediend, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat deze niet correct was behandeld in de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van 11 november 2021 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De beroepen van [appellant sub 1] en Nunspeetse Onroerend Goed Maatschappij B.V. tegen het besluit van de raad van 30 mei 2024 zijn ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 1].

Uitspraak

202108152/2/R4.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak strekkende tot vervallenverklaring van de uitspraak van 28 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3481, en in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend in Oosterwolde (Gld), gemeente Oldebroek,
2.       Nunspeetse Onroerend Goed Maatschappij B.V. (hierna: NOM), gevestigd in Nunspeet,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oldebroek,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 14 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:617, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 11 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" te herstellen.
Bij besluit van 30 mei 2024 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: herstelplan).
De Afdeling heeft [appellant sub 1] en NOM in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen.
[appellant sub 1] heeft een reactie over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Bij uitspraak van 28 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3481, heeft de Afdeling het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van 11 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Daarnaast heeft de Afdeling de beroepen van [appellant sub 1] en NOM tegen het besluit van de raad van 30 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" ongegrond verklaard.
[appellant sub 1] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak vervallen te verklaren.
Overwegingen
Vervallenverklaring
1.       In de einduitspraak van 28 augustus 2024 heeft de Afdeling de beroepen tegen het besluit van 30 mei 2024 ongegrond verklaard. Daarbij is de Afdeling ervan uitgegaan dat [appellant sub 1] over dat besluit geen zienswijze had ingediend. [appellant sub 1] heeft bij brief van 3 september 2024 meegedeeld dat hij bij brief van 10 juli 2024 beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 30 mei 2024. Hij verzoekt de einduitspraak vervallen te verklaren.
1.1.    Gebleken is dat [appellant sub 1] binnen de door de Afdeling gestelde zienswijzetermijn een als beroepschrift geduid stuk, gedateerd 10 juli 2024, heeft ingediend. Op het voorblad van dat stuk is geen verwijzing gemaakt naar het zaaknummer van de tussenuitspraak. Achter ‘Uw kenmerk’ staat: ‘XXX’. Uit het vervolg van het stuk blijkt wel van de eerdere procedure. Dit is niet onderkend en heeft ertoe geleid dat onder zaak nr. 202404243/1/R4 een nieuwe procedure is aangemaakt. Het stuk is dus ten onrechte niet als zienswijze bij de einduitspraak betrokken. De Afdeling ziet hierin in dit geval aanleiding voor ambtshalve vervallenverklaring van de uitspraak van 28 augustus 2024. Daarom zal zij opnieuw uitspraak doen, nu met inachtneming van de zienswijze van 10 juli 2024. Zaak nr. 202404243/1/R4 zal worden afgesloten.
Tussenuitspraak
2.       De Afdeling heeft in haar tussenuitspraak van 14 februari 2024 over de beroepsgrond van [appellant sub 1] over geluid geoordeeld dat zijn betoog slaagt voor zover het gaat om de vergunningsvrije bouwwerken in het achtererfgebied van de twee woningen in woonblok A. In dat verband heeft de raad erkend dat die mogelijkheid in het plan had moeten worden uitgesloten althans niet zonder meer mogelijk had moeten zijn. Verder heeft de Afdeling geoordeeld dat het betoog van [appellant sub 1] ook slaagt voor zover het gaat om het woon- en leefklimaat in de tuinen bij de woningen van woonblok A. Ook al gelden voor een tuin geen geluidsnormen, er moet wel onderzoek gedaan worden naar de daar heersende geluidsbelasting, om te kunnen beoordelen of daar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De motivering van de raad heeft de Afdeling niet toereikend geacht. Daarbij heeft zij onder meer overwogen dat niet is bezien welke mogelijkheden, bijvoorbeeld in de vorm van een voorwaardelijke verplichting, er zijn om de tuinen af te schermen van het geluid van het garagebedrijf van [appellant sub 1].
2.1.    Gelet hierop is het plan in strijd met de zorgvuldigheid (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) en zonder deugdelijke motivering (artikel 3:46 van de Awb) vastgesteld. Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond. Het besluit van 11 november 2021 wordt vernietigd.
2.2.    De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen de hiervoor vermelde gebreken in het besluit van 11 november 2021 te herstellen, hetgeen kan door, zo nodig met een aanvullend akoestisch onderzoek, alsnog deugdelijk te motiveren dat het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen en in de mogelijke vergunningsvrije bouwwerken in het achtererfgebied aanvaardbaar is.
Herstelbesluit
3.       Met het besluit van 30 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Dit besluit is op grond van artikel 6:19 van de Awb mede onderwerp van het geding. De zienswijze van [appellant sub 1] geldt als beroep van rechtswege tegen dit besluit. Omdat het nieuwe besluit extra beperkingen met zich brengt voor NOM, is ook voor haar sprake van een beroep van rechtswege.
3.1.    Met het herstelplan heeft de raad in de verbeelding voorzien in de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - vergunningsvrij bouwen uitgesloten" en planregels die ertoe leiden dat vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen in het gebied achter de woningen bij woonblok A is uitgesloten. Daarnaast voorziet het herstelplan in de functieaanduiding "geluidscherm" en een bijbehorende als voorwaardelijke verplichting geformuleerde planregel, wat ertoe leidt dat een geluidsscherm van 3 m hoog en 7 m breed wordt opgericht en in stand gehouden. Hiermee is volgens de raad de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat in en bij woonblok A verzekerd. De raad heeft hiervoor aanvullend akoestisch onderzoek laten uitvoeren dat als bijlage 15 aan de plantoelichting is toegevoegd.
Het beroep van rechtswege van [appellant sub 1]
4.       [appellant sub 1] betoogt dat over het herstelplan ten onrechte niet vooraf overleg met hem is gepleegd. De raad wist immers dat hij beroep had ingesteld tegen het bestemmingsplan. Pas na het nemen van het herstelbesluit heeft overleg plaatsgevonden.
4.1.    In de Awb noch in de Wet ruimtelijke ordening staat een verplichting voor het gemeentebestuur om degene die al beroep heeft ingesteld, vooraf te horen over, persoonlijk in kennis te stellen van of met hem of haar overleg te plegen over het voornemen een herstelplan vast te stellen. Daarbij komt bovendien dat, zo heeft [appellant sub 1] gesteld, hij één week voor de raadsvergadering van 30 mei 2024 van het voornemen om het herstelplan vast te stellen in kennis is gesteld.
Het betoog slaagt niet.
5.       [appellant sub 1] betoogt verder dat niet is gebleken dat voldoende daglichttoetreding en ventilatie in zijn bedrijfsgebouw mogelijk blijft als het geluidsscherm is geplaatst. Ook leidt het scherm tot een inbreuk op zijn privacy en die van zijn personeel.
5.1.    [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het 3 m hoge en 7 m lange geluidsscherm ertoe zal leiden dat in zijn werkplaats niet langer aan de norm voor daglichttoetreding kan worden voldaan. Alleen een tekening van de situering van raam- en deurpartijen aan de achterzijde is daarvoor niet voldoende. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het geluidsscherm aan de achterzijde slechts ter hoogte van een gedeelte van het bedrijfspand, waar zich de garagedeur bevindt, moet worden geplaatst en dat daglicht nog immer via de aanwezige ramen aan de achterzijde en via de voorzijde kan binnenvallen. Ook gelet hierop heeft de raad er niet van hoeven uitgaan dat het scherm tot beperkingen voor de ventilatiemogelijkheden in de werkplaats leidt. Wat betreft de privacy ziet de Afdeling niet in dat een geluidsscherm gevolgen daarvoor kan hebben.
Het betoog slaagt niet.
6.       [appellant sub 1] voert verder aan dat de raad de herstelmogelijkheid ten onrechte heeft gebruikt om de plaatsing van een geluidsscherm voor te schrijven. De bewoners zullen hun nieuwe woning als een bunker ervaren.
6.1.    De keuze van de raad om met een voorwaardelijke verplichting de plaatsing van een geluidsscherm voor te schrijven houdt direct verband met de aanleiding die de Afdeling had om een gebrek in het bestemmingsplan aan te nemen. Met zo’n scherm kunnen woonblok A en de bijbehorende gronden meer van het geluid van het bedrijf van [appellant sub 1] worden afgeschermd. Aan de beleving van de woning zal dit scherm naar het oordeel van de Afdeling weinig afdoen. Het scherm is 7 m lang terwijl het perceel ongeveer 35 m diep is. Verder blijft de openheid van de woning aan de voor- en achterzijde behouden.
Het betoog slaagt niet.
7.       [appellant sub 1] betoogt dat bij woonblok A geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hiervoor verwijst hij naar een door TecMap opgestelde notitie van 10 juli 2024.
7.1.    Met de notitie van TecMap reageert [appellant sub 1] op de als bijlage 15 bij de plantoelichting gevoegde notitie van Adviesbureau de Haan inzake de beoordeling van het woon- en leefklimaat in de tuinen bij woonblok A. TecMap concludeert dat De Haan om meerdere redenen tot een onderschatting van met name de te verwachten maximale geluidsniveaus komt. Zo kan de garagedeur verder open, kunnen werkzaamheden nabij die geopende deur plaatsvinden en kunnen de ramen aan de achterzijde open. Ook is er ten onrechte gerekend met een bouwblok van 10 m hoog en is niet gerekend met een verhard terras. Het voorziene scherm is volgens TecMap te kort en te laag om de geluidsgevolgen op te vangen.
7.2.    De Afdeling stelt voorop dat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen dat in de woningen in woonblok A een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Het gaat nu alleen nog om de gevolgen van de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] voor het verblijfsklimaat in de tuinen bij de woningen in woonblok A. Bij de vraag of daar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd, is van belang dat anders dan in een woning in een tuin veel minder tijd wordt doorgebracht. Het horen van hard geluid is om die reden daar dan ook eerder acceptabel te achten. De Afdeling acht met De Haan niet aannemelijk dat de meest geluidproducerende werkzaamheden in de regel bij de openstaande garagedeur aan de achterzijde van het bedrijfsgebouw plaatsvinden. Als er om de andere door TecMap genoemde redenen van moet worden uitgegaan dat De Haan de geluidsemissie van het garagebedrijf heeft onderschat, is daarmee naar het oordeel van de Afdeling nog niet aannemelijk gemaakt dat een reëel verblijf in de tuinen bij woonblok A door het maximale geluidsniveau niet mogelijk is. Daarbij betrekt de Afdeling dat binnen de regels van het herstelplan ook verder langs de perceelsgrens een afschermende schutting kan worden opgericht, dat de tuinen van de woningen in woonblok A ruim zijn en dat uit de door De Haan bij de notitie gevoegde kaartjes blijkt dat het verblijfsklimaat in verreweg het grootste gedeelte daarvan aanvaardbaar (groen) is. Dat dit op basis van de aannames van TecMap geheel anders zal liggen, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. Daarbij stelt zij vast dat TecMap, anders dan De Haan, de door haar voorziene geluidsgevolgen in de tuinen bij woonblok A niet met kaartjes en ook niet cijfermatig inzichtelijk heeft gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
8.       Voor zover [appellant sub 1] ten slotte betoogt dat in de tussenuitspraak aan het belang van zijn bedrijfsvoering onvoldoende gewicht is toegekend, overweegt de Afdeling dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel dat het garagebedrijf door de woningbouw niet in zijn bedrijfsmogelijkheden wordt beperkt.
9.       Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 30 mei 2024 is ongegrond.
Het beroep van rechtswege van NOM
10.     NOM heeft over het besluit van 30 mei 2024 geen zienswijze naar voren gebracht en dus niet te kennen gegeven dat zij zich niet met dat besluit kan verenigen. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden tegen dat besluit heeft aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep van NOM tegen dat besluit is daarom ongegrond.
Proceskosten
11.     De raad moet de proceskosten voor het beroep van [appellant sub 1] vergoeden. De griffier zal de proceskosten van [appellant sub 1] in het kader van de ambtshalve vervallenverklaring vergoeden. Voor NOM hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2024, zaak nr. 202108152/2/R4, ECLI:NL:RVS:2024:3481, vervallen;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van de gemeente Oldebroek van 11 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" gegrond;
III.       vernietigt dat besluit;
IV.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en Nunspeetse Onroerend Goed Maatschappij B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Oldebroek van 30 mei 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosterwolde, Oostendorperstraatweg" ongegrond;
V.       veroordeelt de raad van de gemeente Oldebroek tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.187,50, geheel toe te rekenen aan door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.      bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [appellant sub 1] de door hem in het kader van de ambtshalve vervallenverklaring gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 875,00 vergoedt, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.     gelast dat de raad van de gemeente Oldebroek aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 181,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024
371