ECLI:NL:RVS:2024:4252
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 23 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 10 mei 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde op 20 september 2024 het beroep ongegrond. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechtbank en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. De beslissing van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.