ECLI:NL:RVS:2024:4236

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
202302216/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank in verband met onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2023, waarin [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep tegen een besluit van de raad van de gemeente Amsterdam. Dit besluit, genomen op 31 maart 2021, verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen een eerder besluit van 10 juli 2020, waarbij wegen aan het openbaar verkeer werden onttrokken, ongegrond. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen procesbelang had en geen gronden had aangevoerd over de onttrekking van wegen. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet inhoudelijk heeft behandeld. Hij stelt dat de sloop van het Waddenwegviaduct en de wijze waarop de bestemmingsplannen tot stand zijn gekomen, niet goedgekeurd zijn zonder een stedenbouwkundig ontwerp voor het gehele Buikslotermeerplein. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat [appellant] geen gronden heeft aangevoerd tegen het besluit tot onttrekking van wegen en dat hij andere rechtsmiddelen had moeten aanwenden voor zijn bezwaren tegen de sloop van het Waddenwegviaduct. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202302216/1/A3.
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2023 in zaak nr. 21/2438 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Amsterdam.
Openbare zitting gehouden op 14 oktober 2024 om 12:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. I.W.M.J. Bossmann
Jurist: mr. J. Zonneveld
Verschenen:
[appellant];
de raad, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Nooij.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 maart 2023 waarbij de rechtbank [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen het besluit van 31 maart 2021. In dat besluit heeft de raad het bezwaar tegen het besluit van 10 juli 2020, waarbij besloten is tot onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer, ongegrond verklaard.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Motivering:
1.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] geen procesbelang heeft. [appellant] heeft in beroep geen gronden aangevoerd over de vraag of de raad kon besluiten tot onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer. Het beroep van [appellant] is gericht tegen de sloop van het Waddenwegviaduct en de wijze waarop de bestemmingsplannen tot stand zijn gekomen. Deze kwestie kan [appellant] volgens de rechtbank niet alsnog in deze procedure aan de rechtbank voorleggen. De rechtbank heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
2.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank door de niet-ontvankelijkverklaring zijn beroep ten onrechte niet inhoudelijk heeft behandeld. [appellant] voert aan dat zonder een goedgekeurd stedenbouwkundig ontwerp voor het gehele Buikslotermeerplein de sloop van het Waddenwegviaduct is gebaseerd op ondeugdelijke aannames en verouderde stedenbouwkundige inzichten uit 2004.
3.       De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep. [appellant] heeft geen gronden aangevoerd tegen het besluit tot onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer, maar stelt de sloop van het Waddenwegviaduct en andere ruimtelijke ontwikkelingen aan de orde. Daarvoor had [appellant], zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, andere rechtsmiddelen moeten instellen. Het besluit van 10 juli 2020 heeft geen betrekking op de sloop van het Waddenwegviaduct, maar op de onttrekking van enkele wegen aan het openbaar verkeer. De onderliggende procedure leent zich daarom niet voor het resultaat dat [appellant] wenst te bereiken.
4.       Het hoger beroep is ongegrond.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
314-1104