ECLI:NL:RVS:2024:4223
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen bewaring door minister van Asiel en Migratie
Op 21 oktober 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 17 augustus 2024 besloten de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde op 13 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling bestuursrechtspraak zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 21 oktober 2024.