ECLI:NL:RVS:2024:4186

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
202305959/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van asielaanvraag

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 augustus 2023. De vreemdeling heeft op 14 augustus 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling van de minister van Asiel en Migratie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan. De minister had de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd, maar de vreemdeling verzocht om vergoeding van de proceskosten die zijn gemaakt in verband met het hoger beroep. De Afdeling overwoog dat de minister de beslistermijn had overschreden en dat er aanleiding was om de minister te veroordelen in de proceskosten. De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling toegewezen en de minister veroordeeld tot vergoeding van € 437,50 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202305959/1/V1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van onder meer:
[de vreemdeling],
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat in Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 augustus 2023 in zaak nr. NL23.21221.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris (nu: de minister van Asiel en Migratie) te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep op 14 augustus 2024 ingetrokken en gelijktijdig verzocht om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan de vreemdeling is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       De Afdeling heeft in haar uitspraak van 10 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2829, prejudiciële vragen gesteld over de vraag of de minister met WBV 2023/3 de beslistermijn met negen maanden heeft mogen verlengen. Op deze prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. In dit geval heeft de minister bij besluit van 1 augustus 2024 de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De vreemdeling heeft deze aanvraag op 4 januari 2023 ingediend. Dit betekent dat de minister, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
3.       De Afdeling wijst het verzoek toe. De minister moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de minister niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Het besluit van 1 augustus 2024.
4.       De minister is in het besluit van 1 augustus 2024 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft niet laten weten het niet eens te zijn met dit besluit. Er is daarom geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.R. van Ark, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Ark
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024
977