ECLI:NL:RVS:2024:4131
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 26 augustus 2024 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag had op 1 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat de grieven van de vreemdeling over het risico op pushbacks en de toegang tot opvang in Kroatië niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden, omdat deze rechtsvragen eerder door de Afdeling zijn beantwoord. Daarnaast werd vastgesteld dat de rechtbank de pleitnota van de minister had betrokken zonder de vreemdeling de kans te geven hierop te reageren, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Echter, dit had geen invloed op de uitkomst van de zaak.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.