ECLI:NL:RVS:2024:4124
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 15 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 29 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 29 april 2024 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State overwoog dat de minister op 6 mei 2024 de overdrachtstermijn voor de vreemdeling op grond van de Dublinverordening had verlengd tot en met 20 mei 2025. De Afdeling nam aan dat partijen belang hadden bij de behandeling van het hoger beroep, maar gaf geen oordeel over de juistheid van het verlengingsbesluit. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat deze op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de Raad van State bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de vreemdeling in zijn verzoek om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.