ECLI:NL:RVS:2024:4117
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 9 juli 2024. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 21 juni 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
Daarnaast ziet de Afdeling ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.