ECLI:NL:RVS:2024:3999
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 3 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder, op 13 maart 2023, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 16 augustus 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.H.P. Buren, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast werd opgemerkt dat de vreemdeling nieuwe ontwikkelingen in Libanon, waar hij zich op beriep, in een nieuwe aanvraag kan indienen, aangezien deze ontwikkelingen na de uitspraak van de rechtbank plaatsvonden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. J.M. Willems, met mr. E.L. Iedema als griffier.