ECLI:NL:RBDHA:2024:13171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libanese eiser op grond van geloofwaardigheid en persoonlijke omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Libanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 13 maart 2023 in de verlengde asielprocedure heeft afgewezen als ongegrond. Eiser, die zich in 2017 tot het christendom heeft bekeerd, stelt dat hij vanwege zijn bekering en zijn persoonlijke levenswijze in Libanon wordt bedreigd door zijn familieleden, die banden hebben met Hezbollah. De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig gewogen, maar oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de geloofwaardigheid van eisers verklaringen onvoldoende is. Eiser heeft summiere en oppervlakkige verklaringen afgelegd over zijn bekering en de problemen die hij met zijn familie ondervindt. De rechtbank oordeelt dat er geen zwaarwegende vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Libanon. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen reden is om nog afzonderlijk te oordelen over het eerdere uitblijven van de beslissing op de aanvraag. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.148

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag (hierna genoemd: het bestreden besluit). Verweerder heeft met het bestreden besluit van 13 maart 2023 deze aanvraag in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft eerder op 3 januari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van de beslissing op zijn aanvraag. In de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat dit beroep automatisch ook betrekking heeft op een (al dan niet gedeeltelijk) afwijzende beslissing.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften van 20 januari 2023 en 15 juli 2024.
1.3.
De behandeling van het beroep is in eerste instantie toegewezen aan de zittingsplaats Rotterdam. De zaak is op 17 mei 2024 overgedragen aan de zittingsplaats Middelburg.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming besluit

2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1990 en van Libanese nationaliteit te zijn. Hij heeft op 8 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat zich tot het christendom heeft bekeerd. Hij heeft zich op 25 februari 2017 laten dopen. Eiser is opgegroeid in de streng gelovig islamitisch gezin, maar eiser heeft die religie nooit gepraktiseerd. Eiser stelt dat hij door zijn persoonlijke leefwijze wordt gezien als een bekeerling en afvallige. Eiser draagt vele (christelijke) tatoeages en heeft aan body-suspension gedaan. Vanwege zijn opvallende uiterlijk wordt hij in Libanon kritisch bekeken en beoordeeld. Eisers familieleden die sterke banden hebben met Hezbollah hebben meerdere malen geprobeerd om hem voor Hezbollah te ronselen. Eiser stelt dat zij hem op 25 februari 2017 vanwege zijn bekering tot het christendom hebben mishandeld, dat ze hem onder dwang hebben laten tatoeëren en dat zij hem zelfs wilden vermoorden. Deze problemen naar aanleiding van de bekering zijn de aanleiding geweest voor eiser om Libanon in 2017 te verlaten.
3. Verweerder gelooft niet dat dat eiser zich heeft bekeerd tot het christendom. Verweerder gelooft evenmin dat de familie van eiser (sterke) banden heeft met Hezbollah en hem voor Hezbollah heeft geprobeerd te ronselen. Verweerder volgt wel dat eiser is gedoopt en naar aanleiding daarvan problemen met zijn familie heeft ondervonden. Verweerder volgt verder de persoonlijke leefwijze van eiser en neemt aan dat eiser in Libanon wordt gezien als een bekeerling en/of afvallige. Verweerder acht het echter niet aannemelijk dat eiser vanwege zijn persoonlijke leefwijze en (toegedichte) bekering dan wel afvalligheid in Libanon te vrezen heeft voor vervolging. Uit eisers verklaringen volgt niet dat hij in Libanon zodanig wordt gediscrimineerd dat hij ernstig in zijn bestaansmogelijkheden wordt bedreigd en daardoor zijn leven onhoudbaar is geworden. Het dragen van tatoeages is een algemeen verschijnsel in Libanon. Niet is gebleken dat eiser niet bij de Libanese autoriteiten kan klagen over zijn bejegening. Ook voor de problemen die eiser heeft met zijn familie geldt dat niet is gebleken dat hij daartegen niet de bescherming van de Libanese autoriteiten kan inroepen. Voor zover eiser stelt dat hij is getraumatiseerd en psychische klachten heeft, wijst verweerder erop dat volgens het advies van Medifirst van 30 mei 2022 geen beperkingen aanwezig waren om eiser te horen, eiser ook zelf heeft verklaard dat hij in staat was om te verklaren en hij het tegendeel nadien niet met actuele documenten heeft onderbouwd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder met de beoordeling van het asielrelaas geen recht heeft gedaan aan zijn bijzondere persoonlijke situatie. Verweerder heeft nagelaten de verschillende relevante elementen in onderlinge samenhang te beoordelen. Eiser stelt dat de combinatie van zijn toegedichte bekering en afvalligheid, zijn bijzondere levensstijl en zijn problemen met de familie maken dat hij niet kan terugkeren naar Libanon. Dat familieleden aanhanger zijn van Hezbollah is niet eenvoudig met documenten te onderbouwen. Eiser heeft verklaringen overgelegd van zijn familie die zijn relaas ondersteunen. Hij heeft ook onderbouwd dat wat hem is overkomen grote impact heeft gehad, ook op zijn psychische gesteldheid. Verder past het bij gedragingen van Hezbollah dat zij straffeloos eiser hebben kunnen mishandelen, ontvoeren en onder dwang hebben laten tatoeëren. Het ontbreken van effectief overheidsgezag maakt dat eiser niet de bescherming van de overheid kan inroepen tegen geweld tegen niet-moslims, dat hand over hand toeneemt. Eiser verwijst hiervoor naar het algemene beeld wat naar voren komt uit de landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland. Eisers voorkomen en uitlatingen kunnen vrij eenvoudig worden opgevat als een uiting van blasfemie en maken hem kwetsbaar voor religieuze aanvallen, niet alleen van Hezbollah maar ook van andere non-state actors. Eiser heeft Libanon kort na zijn mishandeling in 2017 verlaten en zijn voorkomen is sindsdien aanzienlijk veranderd.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder de asielaanvraag van eiser overeenkomstig de ten tijde van het bestreden besluit geldende WI [1] 2014/10 heeft beoordeeld. Uit deze WI volgt dat verweerder eerst de relevante elementen van het asielrelaas moet identificeren en vaststellen. Vervolgens moet verweerder per relevant element de geloofwaardigheid beoordelen en dient er een integrale weging plaats te vinden, waarbij het van belang is om de samenhang tussen de verschillende relevante elementen niet uit het oog te verliezen. In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder uitdrukkelijk overwogen dat hij de verschillende relevante elementen in samenhang heeft beoordeeld. Dat de uitkomst van die weging een andere is dan eiser bepleit, maakt niet op voorhand dat daaraan moet worden getwijfeld.
7. Verweerder heeft de gestelde bekering beoordeeld overeenkomstig WI 2022/3 [2] . In het bestreden besluit is er gemotiveerd op gewezen dat eiser is blijven hangen in vage, summiere en oppervlakkige verklaringen over zijn bekering en blijk heeft gegeven van een beperkte kennis over het christendom. Eiser heeft volgens verweerder ook geen overtuigende verklaringen over zijn religieuze activiteiten afgelegd. Nu ook eiser in zijn zienswijze en gronden van beroep erkent dat bij hem geen sprake is van een diepgewortelde christelijke overtuiging, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte geconcludeerd dat van een daadwerkelijke bekering tot het christendom geen sprake is. Dat eiser zegt in het algemeen affiniteit te voelen met het christendom en zich ook heeft laten dopen, is als zodanig onvoldoende voor het aannemen van een bekering. Zoals in WI 2022/3 is vermeldt, ligt het zwaartepunt voor de beoordeling van de gestelde bekering in het algemeen bij de eigen verklaringen van de vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering. De beoordeling is daarbij nadrukkelijk niet gericht op de vraag of de vreemdeling zichzelf oprecht bekeerd vindt.
8. Verweerder heeft ook toereikend gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij familieleden heeft die sterke banden hebben met Hezbollah en dat deze familieleden hebben geprobeerd om eiser te ronselen. Verweerder wijst er terecht op dat eiser hierover summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt bijvoorbeeld dat eiser niet kon benoemen wanneer hem is gevraagd om zich aan te sluiten. En op de vraag wie hem heeft gevraagd om zich aan te sluiten bij Hezbollah, heeft eiser geantwoord: “Er is geen specifiek iemand. De meeste van hen, de ooms van mijn moeders kant en vaders kant.” [3] . Daarbij heeft eiser ook verklaard dat 80% van zijn familie Hezbollah aanhangt [4] , maar kon hij niet precies benoemen welke familieleden dat dan zijn. Zoals verweerder terecht heeft overwogen in het bestreden besluit, zijn de door eiser overgelegde handgeschreven verklaringen van eisers moeder, van de huismeester van het appartementencomplex waar zijn moeder woont, en van de buurman van zijn moeder niet afkomstig uit een objectief verifieerbare bron. Deze verklaringen maken de gestelde band van de familie met Hezbollah niet aannemelijk.
9. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat deze familieleden moeten worden aangemerkt als non state actors waartegen geen bescherming kan worden verkregen van de Libanese autoriteiten, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de geloofwaardig geachte problemen van eiser met zijn familie geen zwaarwegende vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade opleveren.
10. Verweerder heeft toereikend gemotiveerd dat eiser evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat die vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Libanon bestaat vanwege eisers huidige uiterlijk voorkomen of zijn persoonlijke levenswijze. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden van de zijde van Hezbollah. Niet is gebleken hoe de algemene landeninformatie waar eiser zich op beroept op eiser persoonlijk van toepassing is. Eiser heeft hiermee in elk geval niet aannemelijk gemaakt dat niet-moslims, afvalligen of toegedichte bekeerlingen in Libanon in het algemeen te vrezen hebben voor vervolging. Dit is evenmin aannemelijk geworden voor specifiek personen met een uiterlijk voorkomen of leefwijze zoals van eiser. De suggestie van eiser dat dit moet worden afgeleid uit het algemene beeld dat uit de landeninformatie over Libanon naar voren komt, volgt de rechtbank niet.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
12. Omdat er op de aanvraag is beslist, is er geen reden meer om nog afzonderlijk te oordelen op het beroep tegen het eerdere uitblijven van de beslissing op de aanvraag. Het beroep daartegen is daarom niet-ontvankelijk.
13. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met het beroep tegen het uitblijven van de beslissing op de aanvraag heeft gemaakt. Die kosten hebben betrekking op het indienen van een beroepschrift en worden vastgesteld op € 437,50 (op basis van 1 punt en een factor 0,5 zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht). Eiser krijgt voor het overige geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;
  • veroordeelt verweerder tot het vergoeden aan eiser van de door hem gemaakte proceskosten tot een bedrag van €437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie 2014/10, inmiddels vervangen door Werkinstructie 2024/6.
2.Werkinstructie 2022/3 Bekeerlingen en afvalligen
3.rapport nader gehoor p. 26
4.rapport nader gehoor p. 28