ECLI:NL:RVS:2024:3926

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
202405031/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kennisgeving grensoverschrijdende afvaloverbrenging van geshredderde luchtbanden door Granuband B.V.

Op 2 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Granuband B.V. en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Granuband, gevestigd in Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen e-mails van de minister waarin werd gesteld dat zij een kennisgeving moest doen voor de grensoverschrijdende overbrenging van geshredderde luchtbanden. Granuband zamelt oude luchtbanden in en verwerkt deze tot shreds. De minister had aangegeven dat geshredderde luchtbanden niet onder de EVOA-code B3140 vallen, die alleen voor oude luchtbanden geldt. Granuband verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat het voor hen onevenredig bezwarend zou zijn om de uitkomst van een kennisgevingsprocedure af te wachten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Granuband belang had bij een spoedige voorziening, aangezien het niet kunnen uitvoeren van de shreds leidde tot opslagproblemen en contractbreuk met hun afnemer in India. De voorzieningenrechter weegt het belang van Granuband zwaarder dan dat van de minister, die de juiste uitvoering van de EVOA wilde waarborgen. De voorzieningenrechter besloot dat Granuband tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar shreds van oude luchtbanden onder code B3140 naar India mocht uitvoeren. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Granuband.

Uitspraak

202405031/1/R4.
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Granuband B.V., gevestigd in Amsterdam,
verzoekster,
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat,
verweerder.
Procesverloop
Bij e-mails van 5 juli 2024 en 25 juli 2024 heeft de minister medegedeeld dat Granuband een kennisgeving moet doen als zij geshredderde luchtbanden grensoverschrijdend gaat overbrengen.
Tegen deze e-mails heeft Granuband bezwaar gemaakt.
Granuband heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2024, waar Granuband, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. Ozinga, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer en E. Šrndić, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Granuband zamelt oude luchtbanden in en deze worden tot zogenaamde shreds verkleind. Bij e-mail van 5 juli 2024 heeft een inspecteur van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: de ILT) Granuband geïnformeerd dat de Douane de ILT heeft geïnformeerd over een grensoverschrijdende afvaloverbrenging van geshredderde luchtbanden in container KOCU4427872. De container was afkomstig van Granuband en had India als eindbestemming. Uit deze e-mail volgt het standpunt van de ILT dat geshredderde luchtbanden niet onder EVOA-code B3140 ingedeeld mogen worden, omdat deze code alleen geldt voor oude luchtbanden. Voor geshredderde banden waarvan het rubbercomponent nog niet verwijderd is, is er geen andere groene lijst afvalcode in de Verordening (EG) nr. 1013/2006, betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB 2006, L 190; hierna: de EVOA) en daarom deelt de ILT de afvalstof in als "niet genoemde afvalstof". In de e-mail staat verder dat de kennisgevingsprocedure als bedoeld in de EVOA gevolgd moet worden.
In de e-mail van 25 juli 2024 van een inspecteur van de ILT is desgevraagd medegedeeld dat de ILT zich op het standpunt stelt dat Granuband een kennisgevingsprocedure moet volgen als zij geshredderde luchtbanden, die bestaan uit rubber, textiel en metaal, grensoverschrijdend over gaat brengen. Verder staat in de e-mail dat de kennisgeving onder protest kan worden ingediend en de ILT deze zo snel mogelijk in behandeling zal nemen.
Granuband heeft tegen deze e-mails bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Ontvankelijkheid verzoek
2.       Betwijfeld kan worden of de e-mails van 5 juli 2024 en 25 juli 2024 besluiten zijn waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter is in dit geval niettemin van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen inhoudelijk moet worden behandeld omdat het voor Granuband, gelet op de hierna volgende specifieke omstandigheden van dit geval, onevenredig bezwarend is om de uitkomst van een kennisgevingsprocedure af te wachten.
3.       Granuband heeft aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij een spoedige voorziening en zij heeft om deze reden de minister gevraagd een (preventieve) last onder dwangsom op te leggen, zodat zij daartegen bezwaar kan maken en gelijktijdig de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening kan vragen. De minister heeft geen (preventieve) last onder dwangsom opgelegd. Op de zitting is door de minister desgevraagd toegelicht dat de inspecteur van de ILT enkele dagen na het contact met Granuband met verlof zou gaan en dat er in dit geval ook overigens geen aanleiding was voor de minister om een besluit te nemen tot het opleggen van een (preventieve) last onder dwangsom. Wat de reden ook is van het niet nemen van het gevraagde besluit, nu de minister geen (preventieve) last onder dwangsom wilde opleggen, bood een dergelijk besluit geen rechtsingang.
Het onder protest indienen van een kennisgeving, de aangewezen weg om duidelijkheid te krijgen over de voorliggende rechtsvraag, om via die weg een rechtsingang te creëren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval onevenredig bezwarend. In dat verband is van belang dat op de zitting door de minister is toegelicht dat het volgen van een kennisgevingsprocedure enkele maanden duurt. Dat betekent dat gedurende die periode geen shreds kunnen worden uitgevoerd. Op de zitting is door Granuband toegelicht dat het niet kunnen uitvoeren van de shreds leidt tot grote hoeveelheden shreds die moeten worden opgeslagen. De shreds kunnen niet worden uitgevoerd, omdat de containers worden tegengehouden door de Douane en weer worden teruggestuurd naar Granuband. Verwerking in Nederland is niet mogelijk. De enige optie, die op korte termijn tot het via een voorlopige voorziening mogelijk uitvoeren van de shreds zou kunnen leiden, was bezwaar maken tegen de e-mails van 5 juli 2024 en van 25 juli 2024 en het gelijktijdig vragen van een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van de Afdeling. De voorzieningenrechter zal daarom hierna overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Beoordeling van het verzoek
4.       Granuband en de minister verschillen onder andere van mening over de indeling van de afvalstof geshredderde luchtbanden onder de EVOA.
Volgens Granuband moeten de shreds worden getypeerd als "oude luchtbanden, met uitzondering van die welke zijn bestemd voor het in bijlage IV A bedoelde gebruik" vallend onder de code B3140 onder Bijlage III van de EVOA. De minister stelt zich op het standpunt dat de door het mechanische verwerkingsproces ontstane snippers niet vallen onder code B3140, omdat het geen luchtbanden meer zijn. De shreds die niet zijn ontdaan van staal en nylon zijn niet meer herkenbaar als luchtbanden. Volgens de minister moet code B3140 letterlijk en restrictief uitgelegd worden. Alleen niet verwerkte afgedankte luchtbanden kunnen onder code B3140 worden geëxporteerd, aldus de minister. Om de geshredderde luchtbanden naar India te kunnen exporteren moet Granuband volgens de minister een kennisgeving bij hem indienen.
De tekst van de EVOA, ook bij bestudering van de verschillende taalversies, geeft de voorzieningenrechter geen duidelijkheid of onder oude luchtbanden alleen hele banden of ook geshredderde banden wordt verstaan. Ook anderszins is niet op voorhand duidelijk hoe de EVOA op dit punt moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er nader onderzoek nodig is naar het antwoord op de vraag onder welke code de shreds van luchtbanden moeten worden ingedeeld. Die vraag leent zich niet voor beantwoording in deze procedure. De vraag of een voorlopige voorziening moet worden getroffen vooruitlopend op de beoordeling van het bezwaar door de minister, zal de voorzieningenrechter beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
5.       Granuband heeft onder andere op de zitting toegelicht dat het niet kunnen uitvoeren van de shreds maakt dat deze zich opstapelen op het terrein, omdat zij niet de capaciteit heeft om deze shreds zelf te verwerken. Verwerking ergens anders in Nederland is ook niet mogelijk. Verder heeft zij erop gewezen dat zij een contract heeft afgesloten met haar afnemer in India. Omdat de shreds niet aan deze afnemer geleverd kunnen worden pleegt zij contractbreuk. Verder heeft Granuband erop gewezen dat de aan haar bij besluit van 10 november 2023 verleende omgevingsvergunning verschillende voorschriften bevat over de opslag van geshredderde banden, waaronder de hoeveelheid shreds die zij op haar terrein mag opslaan. Omdat de voorraad van de geshredderde banden toeneemt, loopt zij tegen grenzen van haar omgevingsvergunning aan.
Daar tegenover staat het belang van de minister. Op de zitting is door de minister toegelicht dat dat belang is gelegen in een juiste uitvoering en handhaving van de EVOA.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van Granuband bij het spoedig kunnen uitvoeren van de shreds naar India zwaarder weegt dan het belang van de minister. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat op de zitting door Granuband is gezegd en niet door de minister is bestreden, dat de shreds al zeker acht jaar worden uitgevoerd onder code B3140 en dus zonder kennisgeving. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat onbestreden is gesteld dat in andere lidstaten nog steeds shreds van luchtbanden worden uitgevoerd onder code B3140. Door de minister is desgevraagd toegelicht dat het uitvoeren van shreds ten opzichte van gehele luchtbanden geen extra of andere gevolgen voor het milieu oplevert, omdat de shreds niets anders zijn dan verkleinde luchtbanden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de minister daarom minder zwaar weegt dan het belang van Granuband bij de mogelijkheid de shreds in afwachting van de behandeling van het bezwaar zonder kennisgevingsprocedure te kunnen uitvoeren naar India.
Conclusie en slot
6.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De kennisgevingsprocedure is en blijft echter de aangewezen weg om duidelijkheid te krijgen over de voorliggende rechtsvraag. Omdat deze voorziening alleen bedoeld is in afwachting van een antwoord op deze rechtsvraag en het besluit op bezwaar, waarin ook ten volle aan de orde kan komen de vraag of het bezwaar wel tegen een besluit is gericht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de te treffen voorziening te maximeren tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
7.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het bezwaarschrift van Granuband B.V. tegen de e-mails van 5 juli 2024 en van 25 juli 2024 door Granuband B.V. shreds van oude luchtbanden mogen worden uitgevoerd onder code B3140 naar India;
II.       veroordeelt de minister van Infrastructuur en Waterstaat tot vergoeding van bij Granuband B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan Granuband B.V. het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024
776