ECLI:NL:RVS:2024:385

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
202200840/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen exploitatie- en uitwerkingsplannen in woongebied Pelgrimsche Hoeve te 's-Hertogenbosch

Op 31 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen het Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder en de gemeente 's-Hertogenbosch. Het kerkgenootschap had beroep ingesteld tegen de besluiten van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch, waarbij het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2021" en het uitwerkingsplan "Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 4 en 5" zijn vastgesteld. De zaak betreft de ontwikkeling van het woongebied Pelgrimsche Hoeve, waar het kerkgenootschap eigenaar is van twee percelen die in het plangebied liggen. Het kerkgenootschap betoogde dat het uitwerkingsplan onvoldoende sociale woningbouw mogelijk maakt en dat er gemaakte afspraken over sociale woningbouw niet zijn nagekomen. De gemeente verweerde zich door te stellen dat er geen bindende afspraken zijn gemaakt en dat het uitwerkingsplan in lijn is met de Woonvisie van de gemeente.

De Afdeling oordeelde dat het uitwerkingsplan niet in strijd is met de Visie Pelgrimsche Hoeve en dat de Woonvisie niet verplichtend is voor elke ontwikkeling. Het beroep van het kerkgenootschap tegen de besluiten van 7 december 2021 en 13 december 2022 werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het exploitatieplan van 10 oktober 2023 gegrond werd verklaard, omdat de termijn voor het indienen van een plan van aanpak te kort was. De raad werd opgedragen om dit onderdeel binnen vier weken te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. De proceskosten werden aan het kerkgenootschap vergoed.

Uitspraak

202200840/1/R2.
Datum uitspraak: 31 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder, (hierna: het kerkgenootschap), gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
appellant,
en
1.       de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
2.       het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2021 heeft de raad het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2021" (hierna: exploitatieplan 2021) vastgesteld.
Bij besluit van 14 december 2021 heeft het college het uitwerkingsplan
"Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 4 en 5" vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft het kerkgenootschap beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 13 december 2022 heeft de raad het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2022" (hierna: exploitatieplan 2022) vastgesteld.
Bij besluit van 10 oktober 2023 heeft de raad het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2023" (hierna: exploitatieplan 2023) vastgesteld.
Het kerkgenootschap heeft een nader stuk ingediend.
Het kerkgenootschap heeft een zienswijze ingediend tegen het besluit van 10 oktober 2023.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 december 2023, waar het kerkgenootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. F. Khalil, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.H.E. Schreven en ing. P.A.M. van der Eerden, en het college, vertegenwoordigd door M.G.H.M. van de Ven, ir. S.J.A.H. Cuijpers en J.M.M. Verbeek, zijn verschenen.
Overwegingen
Inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan en de beroepen tegen de besluiten tot vaststelling van de exploitatieplannen is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van de besluiten bepalend.
Inleiding
2.       Het plangebied is onderdeel van het nieuwe woongebied Pelgrimsche Hoeve. De ontwikkeling van dit woongebied is vastgelegd in het bestemmingsplan "Nuland Oost", vastgesteld door de raad van de gemeente Maasdonk (nu: ’s-Hertogenbosch) op 8 augustus 2011. In het bestemmingsplan is een uitwerkingsplicht opgenomen voor de ontwikkeling van het nieuwe woongebied. Fase 1, 2 en 3 zijn inmiddels bijna geheel ontwikkeld. Bij het bestemmingsplan is een exploitatieplan vastgesteld, dat in het besluit van 7 december 2021 is herzien.
Het uitwerkingsplan dat in deze zaak voorligt, gaat over fase 4 en 5. Het kerkgenootschap is de eigenaar van twee percelen (kadastraal bekend als gemeente Nuland B2749 en 3052), die beide in het plangebied liggen. In 2014 hebben het kerkgenootschap en de gemeente Maasdonk (nu: ’s- Hertogenbosch) een ruilovereenkomst gesloten, waarbij het kerkgenootschap de twee percelen in eigendom heeft gekregen en twee vergelijkbare percelen, waar de hoofdontsluiting van het woongebied is voorzien, heeft overgedragen. De percelen die het kerkgenootschap nu in eigendom heeft, hebben in het uitwerkingsplan voor het grootste deel de bestemming "Wonen" gekregen en gedeeltelijk de bestemming "Groen" en "Verkeer". Ook zijn er twee bouwvlakken ingetekend met de aanduidingen "twee-aaneen" en "vrijstaand". Het kerkgenootschap kan zich niet vinden in het uitwerkingsplan, omdat dit volgens hem niet genoeg sociale woningbouw mogelijk maakt. Onder meer om deze reden kan het kerkgenootschap zich ook niet vinden in de herziening van het exploitatieplan.
De beroepsgronden tegen het uitwerkingsplan
Had het uitwerkingsplan meer sociale woningbouw mogelijk moeten maken?
3.       Het kerkgenootschap betoogt dat het uitwerkingsplan onvoldoende sociale woningbouw mogelijk maakt. Het kerkgenootschap voert de volgende argumenten aan ter onderbouwing van dit betoog.
Allereerst maakt het uitwerkingsplan volgens het kerkgenootschap ten onrechte geen sociale woningbouw mogelijk op zijn gronden. Toen de ruilovereenkomst werd gesloten, heeft het kerkgenootschap als voorwaarde gesteld dat op haar gronden sociale woningbouw gerealiseerd zou worden. In de zienswijzenota worden deze afspraken ook erkend door het college. Het kerkgenootschap zou bouwgrond krijgen, waarop geen openbaar groen of wegen zouden worden gesitueerd. Dit volgt ook uit de tekening ‘ontsluitingsstructuur’ in de Visie Pelgrimsche Hoeve (vastgesteld door de raad op 22 oktober 2013 en daarnaast bijlage 1 bij het uitwerkingsplan). De locaties in het plangebied waar aaneengebouwde woningen zijn voorzien, zijn bedoeld voor sociale woningbouw. Op de gronden van het kerkgenootschap zijn echter alleen maar vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen voorzien, terwijl aaneengebouwde woningen ook stedenbouwkundig inpasbaar zijn op deze locatie. Volgens het kerkgenootschap is het niet mogelijk om sociale woningbouw te realiseren in vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen omdat dit niet rendabel is en te duur is voor de doelgroep. Verder is een deel van de gronden bestemd voor openbaar groen en loopt er een weg doorheen. Gezien de sociaal maatschappelijke betrokkenheid van het kerkgenootschap, wil het zijn gronden maximaal gebruiken voor sociale woningbouw.
Dat het uitwerkingsplan meer sociale woningbouw mogelijk had moeten maken, volgt volgens het kerkgenootschap ook uit de Visie Pelgrimsche Hoeve. In het hele woongebied Pelgrimsche Hoeve zijn 272 woningen voorzien, waarvan de helft bestemd zou zijn voor sociale woningen: 15% voor sociale huur en 35% voor sociale koop. Ook staat er dat deze percentages randvoorwaarden zijn waar niet van kan worden afgeweken. Het uitwerkingsplan voor fase 4 en 5 maakt echter slechts 35 sociale huurwoningen en 15 sociale koopwoningen mogelijk, op een totaal van maximaal 138 woningen. Dit komt neer op respectievelijk ongeveer 25% en 11%. Uit de plantoelichting volgt ook dat er niet wordt voldaan aan de Visie Pelgrimsche Hoeve. In paragraaf 2.2 staat "Over de gehele Pelgrimsche Hoeve worden 20% sociale huur en 20% goedkope koop gerealiseerd".
Volgens het kerkgenootschap is het uitwerkingsplan ook in strijd met de Woonvisie ‘s-Hertogenbosch, die op 9 juni 2020 is vastgesteld door de raad (hierna: de Woonvisie). Daarin staat dat er gestuurd wordt op differentiatie in het woningbouwprogramma met als verdeling minimaal 30% sociale huur, minimaal 20% middenhuur en goedkope koop maximaal 50% dure huur en (middel)dure koop.
3.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het kerkgenootschap op dit punt de relativiteit (artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) tegengeworpen moet worden. Het kerkgenootschap beroept zich op en veronderstelt een tekort aan sociale huurwoningen, terwijl uit hun statutaire doelstelling en uit de feitelijke werkzaamheden niet blijkt dat dit tot hun persoonlijke belang kan worden gerekend, aldus het college.
Het college stelt zich daarnaast op het standpunt dat er geen afspraken zijn gemaakt met het kerkgenootschap. Het college verwijst hierbij naar de ruilovereenkomst en de daarop volgende notariële akte. Ook is in de zienswijzenota niet bevestigd dat er dergelijke afspraken gemaakt zijn.
Volgens het college staan de uitgangspunten van de Visie Pelgrimsche Hoeve niet aan de vaststelling van het uitwerkingsplan in de weg. Zowel in deze visie als in het (moeder)bestemmingsplan "Nuland Oost", vastgesteld door de raad op 5 juli 2011, is een maximumaantal van 275 woningen opgenomen. Beide verzetten zich niet tegen een kleiner aantal woningen. Bij het opstellen van het uitwerkingsplan heeft het college met verschillende aspecten rekening gehouden die hebben geleid tot een integraal plan met een gedifferentieerd woningaanbod. Verdere intensivering van de woningbouw doet volgens het college afbreuk aan het dorpse karakter van Nuland en is daarom onwenselijk.
Verder erkent het college dat het aandeel sociale huurwoningen binnen de Pelgrimsche Hoeve niet exact overeenkomt met het percentage uit de Woonvisie. Volgens het college gaat het echter om een percentage voor de gehele gemeente, dat ruimschoots wordt gehaald. Binnen de Woonvisie is ruimte om af te wijken van het algemene percentage als daar aanleiding voor is ten behoeve van het karakter van de buurt. Volgens het college is het woningbouwbouwprogramma van de Pelgrimsche Hoeve in lijn met de kwalitatieve uitgangspunten van de Woonvisie, namelijk passend en betaalbaar wonen voor iedereen in leefbare en inclusieve buurten en het bieden van ruimte voor doorstroming op de woningmarkt.
Kan het kerkgenootschap een beroep doen op het vertrouwensbeginsel?
3.2.    Ter zitting heeft het kerkgenootschap toegelicht dat zijn betoog dat het uitwerkingsplan in strijd is met de gemaakte afspraken begrepen moet worden als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
3.3.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
3.4.    Het kerkgenootschap kan geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Anders dan het kerkgenootschap heeft aangevoerd, staat niet in de zienswijzenota dat er afspraken zijn gemaakt over welke woningen er mogelijk worden gemaakt op de gronden die het kerkgenootschap in eigendom heeft. Een dergelijke afspraak is ook niet vastgelegd in de ruilovereenkomst of in de notariële akte. Ter zitting heeft het kerkgenootschap erkend dat het geen stukken heeft waaruit blijkt dat dergelijke afspraken gemaakt zijn. Het kerkgenootschap heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat van de kant van het college toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit het kon en mocht afleiden dat het college op de gronden van het kerkgenootschap zou voorzien in sociale woningbouw. De Afdeling neemt daarbij mede in aanmerking dat de raad en het college hebben ontkend dat er dergelijke afspraken zijn gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
Moest het college voorzien in sociale woningbouw op de gronden van het kerkgenootschap?
3.5.    Voor zover het kerkgenootschap heeft betoogd dat de sociale woningbouw die het uitwerkingsplan mogelijk maakt, gesitueerd had moeten worden op zijn gronden, overweegt de Afdeling als volgt. De bouwvlakken met de aanduiding "aaneengebouwd" zijn bedoeld voor sociale woningbouw. De bouwvlakken op de gronden van het kerkgenootschap hebben de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" en zijn dus niet bedoeld voor sociale woningbouw. Ter zitting heeft het college toegelicht waarom hij de gronden van het kerkgenootschap ongeschikt acht voor aaneengebouwde woningen. Het college heeft met de stedenbouwkundige opzet in het uitwerkingsplan willen aansluiten bij de historische structuur en het dorpse karakter van de lintbebouwing in Nuland. De inbreiding die in Nuland heeft plaatsgevonden na de Tweede Wereldoorlog, kenmerkt zich doordat vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen langs de hoofdwegen liggen, terwijl de rijtjeswoningen en de groenstructuren daarachter in de binnengebieden liggen. Op een paar locaties heeft het college gronden langs de weg wel geschikt geacht voor rijtjeswoningen. De woningen op die locaties doen volgens het college geen afbreuk aan de groenstructuren en de speelplekken in de omgeving. Ook heeft het college toegelicht dat er onvoldoende parkeerplaatsen gerealiseerd konden worden om rijtjeswoningen mogelijk te maken op de gronden van het kerkgenootschap. Met deze toelichting heeft het college voldoende gemotiveerd waarom hij er uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening voor heeft gekozen om alleen vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen mogelijk te maken op de gronden van het kerkgenootschap.
Het betoog slaagt niet.
Is het uitwerkingsplan in strijd met de Visie Pelgrimsche Hoeve?
3.6.    In de Visie Pelgrimsche Hoeve staat onder meer het volgende op pagina 23:
"Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken.
(…)
Randvoorwaarden:
- Maximaal 275 woningen, gefaseerd ontwikkeld in de periode 2013 tot en met 2026 met een uitgifte van circa 15 tot 20 woningen per jaar;
(…)
- Woningbouwprogramma:
1. 15% sociale huur, 41 woningen, kaveloppervlakte 125 m2;
2. 35% sociale koop, 96 woningen, kaveloppervlakte 150 m2;
3. 25% hoek / 2-1-kap, 69 woningen, kaveloppervlakte 275 m2;
4. 25% vrije kavels, 69 woningen, kaveloppervlakte 385 m2;"
3.7.    De Afdeling stelt vast dat de genoemde percentages voor het woningbouwprogramma in de Visie Pelgrimsche Hoeve zijn aangemerkt als randvoorwaarden, waar het plan aan moet voldoen. Het betreft hier een beleidsdocument. Aan daarin opgenomen voorwaarden is het college in principe gebonden. Maar van dergelijk beleid mag wel worden afgeweken, mits een dergelijke afwijking goed gemotiveerd is. Het college mocht er hier voor kiezen om een lager percentage sociale woningbouw mogelijk te maken dan is genoemd in de Visie Pelgrimsche Hoeve. Ter zitting heeft het college toegelicht dat op het moment dat de Visie Pelgrimsche Hoeve werd vastgesteld, de precieze invulling van de daarin begrepen deelgebieden, waaronder de daarin mogelijk te maken woningtypen, nog niet was bepaald. In de Visie Pelgrimsche Hoeve wordt terzake ook overwogen dat de invulling van die deelgebieden wordt uitgewerkt op het moment waarop deze aan snee zijn. Het college heeft voor de concrete invulling van de deelgebieden dan ook gekeken naar de aanwezige marktvraag op de momenten waarop de respectievelijke deelgebieden aan snee waren. Aan de hand van onder meer gesprekken met inwoners en behoefteonderzoeken is de stedenbouwkundige opzet van de verschillende deelgebieden ingevuld. Het college heeft daarbij toegelicht dat er binnen Nuland ook een grote behoefte bestaat aan grondgebonden koopwoningen, waardoor er is voor gekozen om te voorzien in een kleiner percentage aan sociale woningbouw. Hiermee heeft het college voldoende gemotiveerd waarom hij is afgeweken van het percentage sociale woningbouw dat is genoemd in de Visie Pelgrimsche Hoeve.
Het betoog slaagt niet.
Is het uitwerkingsplan in strijd met de Woonvisie?
3.8.    In de Woonvisie staat op pagina 7 onder meer het volgende:
"4.3 Sturen op betaalbaarheid en differentiatie
- Stedelijk sturen op differentiatie in het woningbouwprogramma met de volgende categorieën:
• Minimaal 30% sociale huur;
• Minimaal 20% middenhuur en goedkope koop;
• Maximaal 50% dure huur en (middel)dure koop;"
3.9.    De Afdeling overweegt dat de Woonvisie geldt voor de gemeente ’s-Hertogenbosch als geheel. Deze Woonvisie moet gezien worden als een intentieverklaring om binnen de hele gemeente bepaalde percentages woningtypen mogelijk te maken. Uit de Woonvisie volgt geen verplichting om bij iedere ontwikkeling binnen de gemeente te voorzien in het genoemde minimumpercentage. Het uitwerkingsplan is daarom in zoverre niet in strijd met de Woonvisie.
Het betoog slaagt niet.
3.10.  Omdat deze beroepsgronden van het kerkgenootschap tegen het uitwerkingsplan niet slagen, behoeft het betoog van het college dat aan het kerkgenootschap het in 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste moet worden tegengeworpen geen bespreking.
Beroepsgronden tegen het exploitatieplan
4.       Bij besluit van 13 december 2022 heeft de raad het exploitatieplan 2021 vervangen door het exploitatieplan 2022. Bij besluit van 10 oktober 2023 heeft de raad het exploitatieplan 2022 vervangen door het exploitatieplan 2023. Deze besluiten worden, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling bespreekt eerst het beroep tegen het besluit van 10 oktober 2023, daarna komen de besluiten van 13 december 2022 en 7 december 2021 aan de orde.
Ingetrokken beroepsgronden
5.       Ter zitting heeft het kerkgenootschap zijn gronden voor zover deze zien op de berekening van de kosten en de opbrengsten en de daaruit volgende exploitatiebijdrage, ingetrokken. De Afdeling zal daarom niet ingaan op deze gronden.
Vormt het exploitatieplan een toetsingskader voor een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen?
6.       Het kerkgenootschap betoogt dat het exploitatieplan ten onrechte een toetsingskader vormt voor een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen. In de toelichting bij het exploitatieplan staat onder meer op pagina 6 en 7: "De in het exploitatieplan opgenomen regels hebben rechtstreekse werking en vormen voorts een toetsingskader voor de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor het bouwen. Een omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden geweigerd bij strijd met de regels van het Exploitatieplan". In artikel 2.5 van het exploitatieplan is opgenomen dat het college zich onthoudt van instemming van het plan van aanpak als daarin niet aannemelijk is gemaakt dat er is voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit het inrichtingsplan. In dit inrichtingsplan zijn vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen opgenomen op de gronden van het kerkgenootschap. Volgens het kerkgenootschap is het de vraag of hij gehouden is om dat type woningbouw te realiseren op zijn gronden.
6.1     De eisen en regels als opgenomen in de Voorschriften exploitatieplan Nuland Oost -herziening 2023 (‘voorschriften’), hebben betrekking op de werken en werkzaamheden, als omschreven in hoofdstuk 3 van de toelichting van het exploitatieplan, inclusief werken en werkzaamheden in de openbare ruimte (woonrijp maken): aanleg ontsluitingsweg c.a.. Vergelijk de omschrijving van het begrip werken en werkzaamheden, als opgenomen in artikel 1 van de voorschriften. Blijkens die omschrijving van de werken en werkzaamheden behoort daartoe niet de uitvoering van bouwplannen voor de in het bestemmings-/exploitatieplangebied voorziene woningen. Reeds daarom hebben de eisen en regels, als opgenomen in de voorschriften, geen betrekking op de uitvoering van dergelijke bouwplannen. Een gevraagde omgevingsvergunning voor de in het bestemmingsplan-/exploitatieplangebied voorziene woningbouw kan aldus niet worden geweigerd vanwege strijd met de in de voorschriften opgenomen regels en eisen. Ook niet vanwege een strijdigheid met het als bijlage 8 aan het exploitatieplan gehechte inrichtingsplan, omdat dat inrichtingsplan deel uitmaakt van bedoelde eisen en regels en het inrichtingsplan blijkens de begripsomschrijving ervan, als opgenomen in artikel 1 van de voorschriften, slechts ziet op de wijze van inrichting van het exploitatieplangebied.
6.2     Het vorenstaande neemt niet weg dat het college zijn uit hoofde van artikel 2.5 van de voorschriften vereiste instemming met een door een bouwgrondexploitant opgesteld plan van aanpak zal moeten onthouden, indien aannemelijk is dat de in dat plan van aanpak aangegeven wijze van uitvoering van de werken en werkzaamheden, als bedoeld in de voorschriften, niet voldoet aan de voorwaarden, die voortvloeien uit het inrichtingsplan. Maar blijkens de omschrijving van het begrip plan van aanpak, als opgenomen in artikel 1 van de voorschriften, ziet een plan van aanpak alleen op de wijze van uitvoering van bedoelde werken en werkzaamheden in de openbare ruimte, en derhalve niet ter plaatse van de bouwkavels.
Overigens zal een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen  moeten worden geweigerd, als het betrokken bouwplan in strijd is met het uitwerkingsplan. Als het kerkgenootschap derhalve een bouwaanvraag indient voor zijn gronden, die niet ziet op de op die gronden voorziene vrijstaande, respectievelijk twee-onder-een-kapwoningen, dan zal de gevraagde omgevingsvergunning reeds vanwege die strijd met het uitwerkingsplan moeten worden geweigerd.
Het betoog slaagt niet.
Moet het kerkgenootschap in het tweede kwartaal van 2024 een plan van aanpak indienen?
7        Het kerkgenootschap betoogt dat in het exploitatieplan ten onrechte is bepaald dat er uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 een plan van aanpak moet zijn ingediend. Deze termijn is te kort voor het kerkgenootschap om hieraan te kunnen voldoen.
7.1     Artikel 4.1 van de regels van bij het exploitatieplan luidt:
"Het plan van aanpak als bedoeld in artikel 2 dient uiterlijk in Q2 2024 ingediend te worden".
Gelet op de aard en omvang van de documenten die blijkens de voorschriften van een dergelijk plan van aanpak deel moeten uitmaken, kan van een bouwgrondexploitant redelijkerwijs niet worden verlangd dat hij reeds tot het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in de eisen en regels van de voorschriften overgaat, zolang het uitwerkingsplan en de herziening van het exploitatieplan niet onherroepelijk zijn. Gelet op het moment, waarop die plannen pas onherroepelijk kunnen worden, resteert vervolgens onvoldoende tijd om een plan van aanpak voor uiterlijk Q2 2024 in te dienen. De raad heeft dat miskend.
Het betoog slaagt.
Conclusie besluit tot vaststelling van het exploitatieplan van 10 oktober 2023
8        Het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan van 10 oktober 2023 is wat artikel 4.1 betreft in strijd met artikel 3.2 van de Awb vastgesteld. Het beroep van het kerkgenootschap is daarom gegrond en het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan moet voor zover dit betrekking heeft op artikel 4.1 worden vernietigd.
De besluiten van 7 december 2021 en 13 december 2022
9        Nu het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan van 10 oktober 2023 met uitzondering van artikel 4.1 in stand blijft, bestaat geen belang meer bij inhoudelijke bespreking van het beroep gericht tegen de besluiten van 7 december 2021 en 13 december 2022. Het beroep van het kerkgenootschap gericht tegen de besluiten van 7 december 2021 en 13 december 2022 is niet-ontvankelijk.
Verwerken landelijke voorziening
10      De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
Conclusie uitwerkingsplan
11      Het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan van 14 december 2021 is ongegrond.
Proceskosten
12      De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen de besluiten van de raad van de gemeente
’s-Hertogenbosch van 7 december 2021 en 13 december 2022 tot vaststelling van de exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2021" en "Nuland Oost herziening 2022" niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 14 december 2021 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 4 en 5" ongegrond;
III.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente van ’s-Hertogenbosch van 10 oktober 2023 tot vaststelling van het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2023" gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 10 oktober 2023 van de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch, waarbij het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2023" is vastgesteld, voor zover het artikel 4.1 betreft;
V.      draagt de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV, wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
VI.     veroordeelt de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch tot vergoeding van bij Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.187,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.     gelast dat het de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van C.M. Schellingerhout, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024
980