202305744/1/A2.
Datum uitspraak: 31 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Helmond,
appellant,
en
de commissie van beroep voor de examens van de Stichting ROC Summa College (hierna: de CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij ongedateerde brief heeft [appellant] een negatief bindend studieadvies (hierna: BNSA) gekregen voor de opleiding Music Production Lab aan het Summa College in Eindhoven.
Bij beslissing van 23 augustus 2023 heeft de CBE het door [appellant]
daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2023, waar [appellant], vergezeld van zijn moeder, [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B], en de CBE, vertegenwoordigd door mr. N.H.J.M. de Win, S. Janssen, J.W.M.M. van Stratum en D.J.A. de Bont, bijgestaan door mr. S. Kruithof, advocaat te Den Haag.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. [appellant] is het schooljaar 2022-2023 als student begonnen met de mbo-4 opleiding Music Production Lab aan het Summa College in Eindhoven. Vanaf november 2022 heeft de onderwijsinstelling diverse gesprekken met [appellant] gevoerd en is geprobeerd hem ondersteuning te bieden bij zijn opleiding. Dit leidt niet tot het gewenste resultaat en [appellant] heeft op of omstreeks 29 juni 2023 een negatief bindend studieadvies ontvangen. Aan dat advies is ten grondslag gelegd dat [appellant] drie van de in totaal 57 in het eerste jaar te behalen studiepunten heeft behaald en dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de ondersteuning die hem is aangeboden. De CBE heeft het beroep tegen het negatief bindend studieadvies ongegrond verklaard. [appellant] heeft beroep ingesteld bij de Afdeling en ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 3 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3658, afgewezen. Bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak
3. Onder verwijzing naar het verweerschrift in de voorlopigevoorzieningsprocedure herhaalt de CBE in de bodemprocedure haar standpunt dat de beslissing ziet op het bij haar ingestelde beroep, dat is ingediend voor de inwerkingtreding op 1 augustus 2023 van de Wijzigingswet van 23 februari 2022 van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten (hierna: de Wijzigingswet WEB), (Stb. 2022, 134). De rechtsverhouding tussen het Summa College en [appellant] werd tot 1 augustus 2023 beheerst door het burgerlijk recht. Het bij de CBE ingestelde beroep is daarom volgens de CBE geen administratief beroep als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de beslissing op het beroep is geen besluit als bedoeld in de Awb. Daarmee is de beslissing niet vatbaar voor beroep bij de Afdeling, aldus de CBE.
3.1. Zoals de voorzieningenrechter in de uitspraak van 3 oktober 2023 heeft overwogen is bij de Wijzigingswet WEB en bij de inwerkingtreding op 1 augustus 2023 (Stb. 2022, 264) niet voorzien in overgangsbepalingen. Dit betekent dat de gewijzigde WEB onmiddellijke werking heeft. Dat wil zeggen dat beslissingen die na 1 augustus 2023 zijn genomen onder het regime van de gewijzigde WEB vallen. Hoewel op zichzelf juist is dat de rechtsverhouding tussen het Summa College en [appellant] tot 1 augustus 2023 werd beheerst door het burgerlijk recht, is deze door de inwerkingtreding van de Wijzigingswet WEB overgegaan in een rechtsverhouding waarop het bestuursrecht van toepassing is. De beslissing van de CBE van 23 augustus 2023 moet daarom worden aangemerkt als een beslissing in de zin van artikel 7.5.9, eerste lid, van de WEB, waartegen beroep bij de Afdeling openstaat.
Het BNSA
4. Ingevolge artikel 8.1.7a. WEB brengt het bevoegd gezag aan iedere student die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding. Wanneer dit bindend advies negatief is kan het bevoegd gezag daaraan de beëindiging van de inschrijving voor die opleiding verbinden als aan de in het tweede lid gestelde voorwaarden is voldaan. In het tweede lid, onder b, is de voorwaarde gesteld dat het bevoegd gezag moet hebben gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd. De norm voor het bindend studieadvies die geldt voor de door [appellant] gevolgde opleiding is opgenomen in artikel 2.9 van de Onderwijs- en examenregeling Rock City Institute (hierna: de OER). Daarin staat dat een student een positief advies krijgt wanneer deze minimaal tachtig procent per periode aanwezig is geweest en deze voldoende studievoortgang en een realistische beroepshouding laat zien.
5. Het staat niet ter discussie dat [appellant] niet voldoet aan de gestelde normen voor de opleiding zoals omschreven in de OER. Hij heeft slechts drie studiepunten behaald en is sinds januari 2023 veelvuldig afwezig geweest. Deze afwezigheid en niet behaalde resultaten zijn volgens [appellant] toe te schrijven aan het ontbreken van de juiste ondersteuning vanuit de onderwijsinstelling. Op de zitting heeft de CBE gesteld dat de onderwijsinstelling alles binnen haar mogelijkheden heeft gedaan om [appellant] te ondersteunen. [appellant] heeft extra begeleiding gehad en er zijn diverse pogingen ondernomen om met hem tot een plan te komen. Er was misschien meer mogelijk geweest in de ondersteuning als [appellant] bij zijn aanmelding voor de opleiding zijn beperking had gemeld en er een medische verklaring was overgelegd, waardoor er aanvullende (financiële) middelen beschikbaar zouden zijn. Daarbij heeft de CBE aangetekend dat de middelen niet ongelimiteerd zijn, zeker niet als een medische verklaring ontbreekt.
5.1. [appellant] heeft bij zijn aanmelding voor de opleiding nagelaten melding te doen van zijn functiebeperking. Na diverse digitale reminders voor het webformulier is het [appellant] niet gelukt om de onderwijsinstelling in kennis te stellen van zijn functiebeperking. Op de zitting heeft de zorgcoördinator toegelicht dat aan de hand van die aanmeldingen nog voor de start van het studiejaar plannen worden gemaakt voor de ondersteuning behoevende studenten. Ondanks het ontbreken van de medische verklaring waren er wel indicaties dat [appellant] extra begeleiding nodig had en naar aanleiding daarvan is ook actie ondernomen, maar in dit geval konden pas eind november/december 2023 voor het eerst gesprekken over de ondersteuningsbehoefte worden gevoerd. In november heeft de mentor van [appellant] een extra contactmoment per week met hem afgesproken. Dat dit niet voldoende was, bleek gedurende de daaropvolgende periode. Er zijn vervolgens diverse gesprekken gepland. Deze verliepen stroef en sommige zijn afgezegd. Uit de communicatie rondom deze gesprekken blijkt dat de noodzaak van een medische verklaring meermaals aan de orde is geweest. De stelling van [appellant] dat er nooit om is gevraagd vindt de Afdeling niet aannemelijk. Dat de inspanningen van de onderwijsinstelling niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, betekent niet dat de onderwijsinstelling tekort is geschoten in haar zorgplicht. Ook in het geval van een (vermeende) functiebeperking mag inzet van de student zelf worden verwacht. Om de onderwijsinstelling in staat te stellen de ondersteuning op de ondersteuningsbehoefte af te stemmen, had [appellant] in een vroegtijdig stadium voldoende inzicht moeten bieden in zijn functiebeperking en de gevolgen voor zijn studiebelastbaarheid. Dit heeft [appellant] onvoldoende gedaan. De onderwijsinstelling heeft daarentegen steeds geprobeerd te reageren op de signalen door meer ondersteuning te bieden, ook zonder medische verklaring. Dit heeft echter niet geleid tot een voldoende studievoortgang. De CBE heeft de beslissing over het BNSA daarom in stand mogen laten.
Het betoog van [appellant] slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. De CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024
97-1043
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 7.5.9. Beroep op de Afdeling bestuursrechtsprak van de Raad van State
1. Een schriftelijke beslissing van een orgaan van een instelling inhoudende een rechtshandeling die jegens een betrokkene is genomen op grond van deze wet en daarop gebaseerde regelingen, wordt voor de toepassing van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot besluiten aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van die wet. Het beroep kan worden ingesteld door de betrokkene.
[…]
Artikel 8.1.7a. Bindend studieadvies
1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere student die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding waarvan studieduur als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding gegeven, doch niet eerder dan drie maanden na aanvang. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, die meer dan één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies na ten minste negen kalendermaanden en uiterlijk aan het eind van het eerste studiejaar van de opleiding gegeven.
2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag de beëindiging van de inschrijving voor de desbetreffende opleiding verbinden. Tot beëindiging van de inschrijving wordt slechts overgaan indien:
a. de student naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van de bij ministeriële regeling vastgestelde persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
b. het bevoegd gezag heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd, en
c. het bevoegd gezag de desbetreffende student een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van het bevoegd gezag dienen te zijn verbeterd.
[…]
Onderwijs- en examenregeling Rock City Institute 2022-2023
2.9 Bindend studieadvies
[…]
Je krijgt een positief bindend studieadvies als je de volgende studieresultaten hebt behaald:
• Je hebt een minimale aanwezigheid van 80% per periode.
• Je Iaat voldoende studievoortgang en een realistische beroepshouding zien.
Dit advies is negatief als je niet aan bovenstaande criteria voldoet.
[…]