ECLI:NL:RVS:2024:3798

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
202405932/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over bindend negatief studieadvies voor bacheloropleiding Bedrijfskunde

Op 21 augustus 2024 heeft de BSA-commissie van de Vrije Universiteit Amsterdam een bindend negatief studieadvies gegeven aan [verzoeker] voor de bacheloropleiding Bedrijfskunde. Hiertegen heeft [verzoeker] administratief beroep ingesteld bij het college van beroep voor de examens (CBE) van de universiteit. Op 9 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Raad van State het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening toegewezen, hangende het administratief beroep. Op 18 september 2024 heeft het CBE het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard, waarna [verzoeker] opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend.

De voorzieningenrechter heeft, gezien de spoedeisendheid van de situatie, zonder zitting uitspraak gedaan. [verzoeker] heeft aangegeven dat hij onderwijs en tentamens wil blijven volgen, omdat hij anders studievertraging oploopt. Hij heeft op 23 september 2024 een belangrijk tentamen dat van invloed is op zijn studievoortgangsnorm. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat hij niet over het volledige dossier beschikt en dat het standpunt van het CBE niet bekend is. Daarom heeft hij besloten om het verzoek bij wijze van ordemaatregel toe te wijzen, met de belofte om het verzoek op korte termijn op zitting te behandelen.

De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening getroffen dat [verzoeker] tot de bacheloropleiding Bedrijfskunde wordt toegelaten en dat hij mag deelnemen aan het onderwijs en de tentamens totdat er een definitieve beslissing is genomen. Deze beslissing is voorlopig en bindt de voorzieningenrechter niet in de bodemprocedure.

Uitspraak

202405932/2/A2.
Datum uitspraak: 21 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
en
het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 21 augustus 2024 heeft de commissie Bindend Studie Advies (hierna: de BSA-commissie) namens het CvB aan [verzoeker] een bindend negatief studieadvies gegeven voor de bacheloropleiding Bedrijfskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] administratief beroep ingesteld bij het CBE.
Bij uitspraak van 9 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3657) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening hangende het administratief beroep, toegewezen.
Bij beslissing van 18 september 2024 heeft het college van beroep voor de examens het door [verzoeker] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter doet, gelet op de onverwijlde spoed, uitspraak zonder zitting als bedoeld in artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.       [verzoeker] vraagt om een voorlopige voorziening omdat hij onderwijs wil kunnen blijven volgen en tentamens wil kunnen blijven maken. Als er geen voorziening wordt getroffen, dan loopt hij studievertraging op. Dit klemt temeer nu hij op 23 september 2024 om 18:00 uur een tentamen voor het eerstejaars vak Bedrijfsprocessen heeft dat van belang is voor zijn studievoortgangsnorm. Bij het behalen van dit tentamen voldoet hij aan die norm.
4.       De voorzieningenrechter beschikt in dit stadium niet over het volledige dossier en evenmin over het standpunt van het college van beroep voor de examens over de door [verzoeker] naar voren gebrachte gronden. Omdat de gevraagde voorziening op deze korte termijn niet (inhoudelijk) kan worden beoordeeld, ziet de voorzieningenrechter, mede in het licht van de betrokken belangen en mede gelet op de inhoud van de eerder getroffen voorziening, aanleiding om het verzoek bij wijze van ordemaatregel toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal het verzoek op korte termijn op zitting behandelen.
5.       De toewijzing heeft een voorlopig karakter. Hiermee loopt de voorzieningenrechter niet vooruit op het uiteindelijke oordeel over het verzoek van [verzoeker].
6.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat het college van bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam [verzoeker] tot de bacheloropleiding Bedrijfskunde in het academisch studiejaar 2024/2025 toelaat en dat hij mag deelnemen aan het onderwijs en de tentamens voor deze opleiding totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2024
705