ECLI:NL:RVS:2024:3657
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in geschil over bindend negatief studieadvies van de Vrije Universiteit Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 september 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door een student van de Vrije Universiteit Amsterdam, die een bindend negatief studieadvies had ontvangen van de commissie Bindend Studie Advies (BSA-commissie) voor de bacheloropleiding Bedrijfskunde. De student, aangeduid als verzoeker, had op 21 augustus 2024 administratief beroep ingesteld tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om hem toe te laten tot de opleiding totdat op het administratief beroep was beslist.
Tijdens de openbare zitting op 9 september 2024, waar de voorzieningenrechter mr. H. Benek aanwezig was, werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder woog dan de belangen van het college van bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam (CvB). De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en bepaalde dat de verzoeker in het academisch jaar 2024/2025 mocht deelnemen aan het onderwijs en de tentamens voor de bacheloropleiding Bedrijfskunde.
Daarnaast werd het CvB veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, die op € 1.750,00 werden vastgesteld, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 51,00. De voorzieningenrechter benadrukte dat het belang van de verzoeker om studievertraging te voorkomen, doorslaggevend was in deze beslissing, vooral gezien het feit dat het collegejaar op 2 september 2024 was begonnen. De voorzieningenrechter vond de argumenten van het CvB onvoldoende om het belang van de verzoeker te ondermijnen.