ECLI:NL:RVS:2024:3791
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 juni 2023. De vreemdeling heeft het hoger beroep echter ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, thans de minister van Asiel en Migratie, te veroordelen in de proceskosten. De staatssecretaris heeft een schriftelijke reactie ingediend naar aanleiding van dit verzoek.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de vreemdeling recht heeft op proceskostenvergoeding indien de minister aan hem tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door toedoen van de minister is vervallen. De minister had op 30 juni 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De Afdeling concludeert dat de minister binnen de wettelijk gestelde termijn van vijftien maanden een besluit heeft genomen en dat er geen aanleiding is om de minister in de proceskosten te veroordelen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling afgewezen, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2024.