ECLI:NL:RVS:2024:3789
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juli 2023 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat er geen ontvankelijkheid was, omdat de minister van Asiel en Migratie nog geen besluit had genomen op de aanvraag van de vreemdeling.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 januari 2024 alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag van de vreemdeling is ingewilligd. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Afdeling overweegt dat de minister rechtmatig de beslistermijn heeft verlengd en dat de minister binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen.
De Afdeling concludeert dat de vreemdeling geen belang heeft bij het hoger beroep, aangezien zijn aanvraag inmiddels is ingewilligd. De beslissing van de Afdeling is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, en er zijn geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2024.