ECLI:NL:RVS:2024:3775
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- M. Soffers
- J.C.A. de Poorter
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in asielprocedure
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 september 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van een vreemdeling wegens overschrijding van de redelijke termijn in zijn asielprocedure. De vreemdeling had eerder, in een uitspraak van 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4789, het onderzoek heropend gekregen om een nadere uitspraak te doen over zijn schadevergoeding. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, werd als partij in deze procedure aangemerkt.
De vreemdeling had in beroep bij de rechtbank medische stukken ingebracht en betoogd dat hem uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 moest worden verleend. De Afdeling oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in beroep niet was aangetoond, omdat de vertraging gerechtvaardigd was door de noodzaak om medische rapporten te laten opstellen en de mogelijkheid voor partijen om daarop te reageren. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in beroep werd daarom afgewezen.
In hoger beroep werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de hogerberoepsfase met ruim één jaar en acht maanden was overschreden. De Afdeling kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 2.000,00, omdat de overschrijding geheel aan de Afdeling was toe te rekenen. De beslissing werd genomen door de voorzieningenrechter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, met mr. W.M. Vos als griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 20 september 2024.