ECLI:NL:RVS:2024:3775

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
202002468/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in asielprocedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 september 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van een vreemdeling wegens overschrijding van de redelijke termijn in zijn asielprocedure. De vreemdeling had eerder, in een uitspraak van 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4789, het onderzoek heropend gekregen om een nadere uitspraak te doen over zijn schadevergoeding. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, werd als partij in deze procedure aangemerkt.

De vreemdeling had in beroep bij de rechtbank medische stukken ingebracht en betoogd dat hem uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 moest worden verleend. De Afdeling oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in beroep niet was aangetoond, omdat de vertraging gerechtvaardigd was door de noodzaak om medische rapporten te laten opstellen en de mogelijkheid voor partijen om daarop te reageren. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in beroep werd daarom afgewezen.

In hoger beroep werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de hogerberoepsfase met ruim één jaar en acht maanden was overschreden. De Afdeling kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 2.000,00, omdat de overschrijding geheel aan de Afdeling was toe te rekenen. De beslissing werd genomen door de voorzieningenrechter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, met mr. W.M. Vos als griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 20 september 2024.

Uitspraak

202002468/3/V3.
Datum uitspraak: 20 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op een verzoek om schadevergoeding van:
[de vreemdeling]
verzoeker.
Procesverloop
Bij uitspraak van 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4789, heeft de Afdeling het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de door de vreemdeling in deze zaak gevorderde schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Afdeling heeft de Staat der Nederlanden (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; hierna: de Staat) aangemerkt als partij in deze procedure.
Partijen hebben niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
In beroep bij de rechtbank
2.1.    De Afdeling is echter van oordeel dat deze overschrijding niet tot gevolg heeft dat de redelijke termijn in beroep is overschreden. Het besluit van 23 mei 2017 is namelijk genomen naar aanleiding van een asielaanvraag van de vreemdeling. Eerst in beroep heeft de vreemdeling medische stukken ingebracht en betoogd dat aan hem uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 moest worden verleend. Hangende het beroep bij de rechtbank zijn vervolgens op verzoek van zowel de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als de vreemdeling door meerdere (medische) deskundigen rapporten uitgebracht waarop partijen over en weer hebben moeten kunnen reageren. Onder deze omstandigheden is een verlenging van de redelijke termijn gerechtvaardigd. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in beroep wordt daarom afgewezen.
In hoger beroep bij de Afdeling
3.1.    De redelijke termijn voor de hogerberoepsfase is met ruim één jaar en acht maanden overschreden. Bij een forfaitair bedrag van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, bedraagt de aan de vreemdeling toe te kennen schadevergoeding € 2.000,00. Omdat de overschrijding geheel aan de Afdeling is toe te rekenen, wordt de vergoeding van de schade uitgesproken ten laste van de Staat.
Proceskosten
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2024
644