ECLI:NL:RVS:2024:3767

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
202405702/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking erkenning als referent

Op 19 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster] een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op de intrekking van haar erkenning als referent door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023. De staatssecretaris had op 22 december 2023 het bezwaar van [verzoekster] gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de intrekking van de erkenning in stand gelaten. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 30 augustus 2024 het beroep van [verzoekster] ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Gezien de belangen die door [verzoekster] zijn aangevoerd, besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de rechtsgevolgen van de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 22 december 2023 worden opgeschort totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster], die op € 875,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202405702/2/V1.
Datum uitspraak: 19 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd in Nijmegen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 30 augustus 2024 in zaak nr. NL24.223 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aan [verzoekster] verleende erkenning als referent ingetrokken.
Bij besluit van 22 december 2023 heeft de staatssecretaris het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en de intrekking van de erkenning als referent in stand gelaten.
Bij uitspraak van 30 augustus 2024 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. Ook heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht om de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 22 december 2023 te schorsen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die naar voren zijn gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van de uitspraak van de rechtbank van 30 augustus 2024 in zaak nr. NL24.223 en het besluit van 22 december 2023, Z1-171387557122, worden opgeschort totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. de Ruijter, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. De Ruijter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2024
887