ECLI:NL:RVS:2024:3766
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 19 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke op 28 februari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris weigerde ook om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De vreemdeling ging in beroep tegen deze beslissing bij de rechtbank Den Haag, die op 1 augustus 2024 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, besloot de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing werd genomen door mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 september 2024.