ECLI:NL:RVS:2024:3749

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
202401752/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra tentamenkans na beëindiging inschrijving bij Technische Universiteit Delft

In deze zaak heeft de examencommissie van de faculteit Techniek, bestuur en management van de Technische Universiteit Delft op 9 mei 2023 een verzoek van [appellant] om een extra tentamenkans voor het tentamen ‘Bestuur en Recht 2 - TB222A’ afgewezen. [appellant] stelde dat hij door onduidelijkheid over de locatie van het tentamen op 1 februari 2023 te laat arriveerde, waardoor hij het tentamen niet kon afronden. Na het indienen van een klacht op 3 februari 2023 en een verzoek om een extra tentamenkans op 10 maart 2023, bleef de examencommissie bij haar afwijzing. Het college van beroep voor de examens (CBE) verklaarde op 14 juli 2023 het administratief beroep van [appellant] gegrond en vernietigde de eerdere beslissing van de examencommissie, maar de examencommissie wees het verzoek opnieuw af op 31 augustus 2023. Het CBE verklaarde op 5 februari 2024 het beroep van [appellant] ongegrond.

Tijdens de zitting op 9 juli 2024 werd door het CBE aangevoerd dat [appellant] geen belang meer had bij de procedure, omdat zijn inschrijving aan de TU Delft op 30 januari 2024 was beëindigd. De bestuursrechter oordeelde dat [appellant] geen procesbelang had, omdat hij door de beëindiging van zijn inschrijving feitelijk niet meer in staat was om tentamens af te leggen. De rechter concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat [appellant] niet kon bereiken wat hij met de procedure beoogde. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, en het CBE hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202401752/1/A2.
Datum uitspraak: 18 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 9 mei 2023 heeft de examencommissie van de faculteit Techniek, bestuur en management (hierna: de examencommissie) een verzoek van [appellant] om een extra tentamenkans bij het tentamen ‘Bestuur en Recht 2 - TB222A’ (hierna: tentamen TB222A), afgewezen.
Bij beslissing van 14 juli 2023 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep gegrond verklaard, de beslissing van 9 mei 2023 vernietigd en de examencommissie opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen.
Bij uitspraak van 21 augustus 2023 in zaaknummers 202304663/1/A2 en 202304663/2/A2 (ECLI:NL:RVS:2023:3174) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij beslissing van 31 augustus 2023, verzonden op 15 september 2023, heeft de examencommissie het verzoek opnieuw afgewezen.
Bij beslissing van 5 februari 2024 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2024, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door mr. S.M.M. Meijer, advocaat te Bleiswijk, vergezeld door dr. ir. J.H. Kwakkel BA en H.M. van der Giessen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] stelt dat hij door onduidelijkheid over de locatie van het tentamen TB222A op 1 februari 2023 te laat aankwam bij dit tentamen. Daar heeft vervolgens discussie plaatsgevonden met één van de surveillanten, waardoor hij naar eigen zeggen zijn tentamen uiteindelijk niet heeft kunnen afronden. Over deze gang van zaken heeft [appellant] op 3 februari 2023 een klacht ingediend. Daarnaast heeft hij de examencommissie op 10 maart 2023 gevraagd om een extra tentamenkans omdat hem de kans zou zijn ontnomen om dit tentamen te maken. De examencommissie heeft dit verzoek bij de beslissing van 9 mei 2023 afgewezen. De examencommissie heeft zich in die beslissing op het standpunt gesteld dat zij niet in de beoordeling van de klacht kan treden en dat [appellant] een nieuw verzoek kan doen als de klachtenprocedure is afgerond. Het CBE heeft het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep bij de beslissing van 14 juli 2023 gegrond verklaard en de examencommissie opgedragen om, na het doen van een onderzoek, een nieuwe beslissing te nemen.
2.       De examencommissie heeft ter uitvoering van de beslissing van het CBE van 14 juli 2023 opnieuw beslist op het verzoek van [appellant] om een extra tentamenkans en dat verzoek weer afgewezen. Bij de beslissing van 5 februari 2024 heeft het CBE de afwijzing van het verzoek in stand gelaten.
3.       Het CBE heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat [appellant] geen belang heeft bij een uitspraak op zijn beroep. Hij voert daartoe aan dat het college van bestuur van de TU Delft (hierna: het CvB) bij beslissing van 30 januari 2024 de inschrijving van [appellant] heeft beëindigd. Omdat [appellant] niet meer als student bij de TU Delft is ingeschreven en hij geen gebruik meer maakt van de studiefaciliteiten van de universiteit heeft hij geen belang meer bij een extra tentamenkans, aldus het CBE.
3.1.    De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een beslissing als bedoeld in artikel 7.64, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs over te gaan indien de betrokkene procesbelang heeft. Procesbelang is het belang dat een betrokkene heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de betrokkene voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de betrokkene van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een betrokkene die opkomt tegen een beslissing, belang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen (vergelijk de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3415).
3.2.    Het doel dat [appellant] met het voeren van deze procedure voor ogen staat is dat hij opnieuw twee kansen heeft om het tentamen TB222A te maken. [appellant] bevindt zich door de beëindiging van zijn inschrijving nu feitelijk in de situatie dat hij geen tentamens meer mag afleggen. Hij kan naar de huidige stand van zaken met zijn beroep dus niet bereiken dat hij een extra tentamenkans krijgt. [appellant] heeft een rechtsmiddel tegen de beslissing van het CvB van 30 januari 2024 aangewend, zodat die beslissing nog niet in rechte onaantastbaar is. Het CBE heeft ter zitting toegelicht dat als [appellant] als gevolg van die procedure weer ingeschreven moet worden, hij opnieuw per studiejaar twee tentamenkansen voor het tentamen TB222A heeft. In dat geval beschikt [appellant] over hetgeen hij met deze procedure beoogt te bereiken. Anders dan [appellant] ter zitting heeft aangevoerd volgt uit de eerdergenoemde uitspraak van 21 augustus 2023 niet dat hij in dat geval drie tentamenkansen moet krijgen. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4.       Het beroep is niet ontvankelijk.
5.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024
809