ECLI:NL:RVS:2024:3736
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 18 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 december 2022, met een aanvulling op 12 december 2022, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. van den Hombergh, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 2 augustus 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechtbank en bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag voor de verblijfsvergunning asiel terecht was. De voorzieningenrechter, mr. C.C.W. Lange, heeft de beslissing in tegenwoordigheid van griffier mr. E.L. Iedema vastgesteld en uitgesproken in het openbaar op dezelfde datum.