ECLI:NL:RBDHA:2024:12355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL22.25504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid seksuele gerichtheid en de gevolgen daarvan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van zijn seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen, maar het hoger beroep daartegen was gegrond verklaard door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag opnieuw beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij in Nigeria heeft ervaren. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria voor vervolging of ernstige schade zal worden gevreesd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling bij asielaanvragen, vooral in zaken die betrekking hebben op LHBTI-gerichtheid. De rechtbank stelt dat de minister bij de beoordeling rekening moet houden met de persoonlijke en authentieke verhalen van de vreemdeling, maar in dit geval heeft eiser niet voldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. I. Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 december 2022, aangevuld op 12 december 2022, deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982. Hij heeft eerder op 8 juli 2018 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Tegen het besluit van 15 juli 2020, waarbij zijn aanvraag is afgewezen als ongegrond, heeft eiser beroep ingesteld. Bij uitspraak van 9 november 2020 is dit beroep ongegrond verklaard. [1] Het hoger beroep hiertegen is bij uitspraak van 5 augustus 2021 gegrond verklaard. [2] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het onderzoek naar de asielaanvraag van eiser zorgvuldig is verlopen en het besluit deugdelijk is gemotiveerd, omdat de staatssecretaris in de besluitvorming niet had gemotiveerd op welke manier de correcties en aanvullingen van eiser op het verslag van het nader gehoor zijn betrokken bij het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Vervolgens heeft de minister een nieuw besluit genomen met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling en over dit besluit gaat het in deze uitspraak.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel en heeft in Nigeria een relatie gehad met [persoon A] . Eisers zus en moeder hebben eiser op een dag telefonisch laten weten dat [persoon A] betrapt is met een andere man door de jeugd van het dorp en in handen van de politie en deze jeugd in Nigeria is gevallen. Zij hebben [persoon A] gevraagd wie er nog meer homoseksuele handelingen heeft verricht en daarop heeft [persoon A] de naam van eiser genoemd. [persoon A] is eerst naar het ouderlijk huis van eiser gebracht. Terwijl eiser hiervan dus telefonisch op de hoogte werd gesteld door zijn zus, is [persoon A] door de jeugd en de politie daarna op het plein in het dorp in brand gestoken en gedood. Eisers vader is kort daarna overleden. Eisers zus en ook zijn vriend [persoon B] , waarmee hij ook een relatie heeft gehad, adviseerde(n) hem om zijn eigen weg te gaan vinden, want als hij door de jeugd en de politie zou worden opgepakt dan zou hij op dezelfde manier als [persoon A] worden verbrand. Vanwege deze doodsbedreiging door de Nigeriaanse overheid heeft eiser Nigeria verlaten.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele gerichtheid;
3. Problemen voortvloeiend uit seksuele gerichtheid.
6.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat relevant element 1 geloofwaardig en relevante elementen 2 en 3 ongeloofwaardig worden geacht. Wat betreft relevant element 2 stelt de minister zich op het standpunt dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over de ontdekking van zijn geaardheid. Ook heeft hij oppervlakkig en algemeen verklaard over zijn gestelde relaties met [persoon A] en [persoon B] . Daarnaast heeft hij oppervlakkig en niet inzichtelijk verklaard over zijn omgeving in Nigeria en hoe het voor hem was om daar als homoseksueel te leven. Tot slot heeft hij algemeen verklaard over de positie van LHBTI in Nederland of groepen. Verder is niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Nigeria voor vervolging heeft te vrezen dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Seksuele gerichtheid (relevant element 2)
De verklaringen van eiser over de ontdekking en ervaringen in Nigeria
7. Eiser betoogt dat zijn verklaringen over de ontdekking van zijn geaardheid weliswaar summier zijn te noemen omdat hij niet pagina’s lang heeft verklaard, maar dit is ook geen vereiste en daarom kan dit niet aan hem worden tegengeworpen. Eiser heeft wel degelijk voldoende verklaard over zijn gevoelens en gedachten en hij heeft ook adequaat verklaard over zijn ervaringen. Het is voor eiser geen worsteling geweest toen hij achter zijn seksuele gerichtheid kwam. Over het probleem in verhouding tot de buitenwereld heeft eiser heldere verklaringen afgelegd. Verder is het antwoord op de vraag wat de diverse ervaringen in Nigeria met eiser deden vrij eenvoudig en hierover verklaart eiser kort maar krachtig in het aanvullend gehoor (op pagina 16). Eiser is bovendien geen man van veel woorden over zijn gevoelens en zijn gemachtigde kan dit beamen. Eiser heeft wel degelijk concreet en adequaat geantwoord op de gestelde vragen. Verder wordt niet aangegeven wat verwacht wordt van eiser wat hij vertelt. Diepgang in de verklaringen is geen voorwaarde om homoseksuele geaardheid aan te nemen. De indruk wordt gewekt dat er toch weer sprake is van een verkapte zoektocht naar een bewustwordingsproces of proces tot zelfacceptatie en dat is in strijd met het geldende beleid. Ter zitting betoogt de gemachtigde van eiser nog dat onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader, gelet op hoe eiser in elkaar zit als persoon. Verder heeft de minister niet het verband aangegeven (en ook niet toegelicht) tussen hoe lang iemand weet dat hij homo is en hoeveel of hoe hij daarover moet kunnen verklaren. De verklaringen worden dan ook ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
7.1.
Bij asielaanvragen waarbij LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd maakt de minister bij het onderzoek en de beoordeling gebruik van de Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17). Volgens WI 2019/17 moeten bij het horen en de daaropvolgende beoordeling in ieder geval de volgende thema’s worden betrokken:
- privéleven;
- huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI-groepen;
- contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
- discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat het zwaartepunt in LHBTI-zaken moet liggen bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen, zonder daarbij uit te gaan van stereotiepe uitgangspunten. De minister moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maken waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegde bewijsmateriaal moet bezien.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser (inhoudelijk) summier en oppervlakkig heeft verklaard over de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid. Zoals uit rechtsoverweging 7.1. volgt ligt het zwaartepunt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat eiser vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. Ook na doorvragen tijdens het gehoor geeft eiser met zijn (telkens dezelfde) verklaringen geen inzicht in zijn gevoelens en gedachten over hoe het voor hem was om te ontdekken dat hij homoseksuele gevoelens kreeg. [3] Daarmee heeft eiser te weinig inzicht gegeven in zijn houding en denk- en gevoelsproces ten opzichte van zijn geaardheid. Deze beoordeling is in lijn met WI 2019/17 zoals volgt uit rechtsoverweging 7.1. Uit deze werkinstructie volgt dat de minister mag verwachten dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men LHBTI-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de LHBTI-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan. In de vraagstelling en bij de beoordeling moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling (het referentiekader). Met het eigen referentiekader van eiser is wel degelijk rekening gehouden. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eisers betoog dat hij een eenvoudige man is van niet veel woorden dit niet anders maakt. Dat geldt ook voor de verwijzing naar de cultuur waar eiser vandaan komt, waarin indirecter wordt gecommuniceerd, en dat eiser geen hoger onderwijs heeft gevolgd. Deze omstandigheden doen er niet aan af dat eiser een man is van 38 jaar, die volgens zijn verklaringen al 24 jaar gevoelens heeft voor jongens/mannen. Gelet daarop mag worden verwacht dat hij meer dan over een paar gebeurtenissen kan verklaren over de ontdekking van wat het met hem heeft gedaan in een land als Nigeria waar homoseksualiteit is verboden en zwaar wordt gestraft. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat hij mag verwachten dat eiser dan ook meer kan verklaren over wat de confrontaties en gebeurtenissen met zijn eigen geaardheid deden met zijn houding, gedachten en gevoelens hierover. De stelling van eiser, dat de minister niet het verband heeft aangegeven tussen hoe lang iemand weet dat hij homo is en hoeveel hij daarover moet kunnen verklaren, treft geen doel. De minister heeft voldoende toegelicht dat de duur van een relatie wel degelijk invloed heeft op wat verwacht mag worden aan verklaringen van eiser en zeker bezien tegen de gebeurtenissen die zich in die tijd hebben afgespeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Relaties met [persoon A] en [persoon B]
8. Eiser betoogt dat hij voldoende heeft verklaard over de relaties met [persoon A] en [persoon B] om aan te kunnen nemen dat deze bestaan hebben, in het licht van de aard van de relaties en het feit dat deze in het geheim plaatsvonden. Ook hier relateert de minister de duur van de relaties aan wat eiser over deze mannen zou moeten weten, maar onderbouwt de minister dit verband niet. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat de duur in dit verband ook niet relevant is gelet op de aard en frequentie van de relatie.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser oppervlakkig en algemeen heeft verklaard over zijn relaties met [persoon A] en [persoon B] . Eiser heeft met zijn verklaringen geen inzicht gegeven in deze gestelde relaties, omdat deze blijven steken in seksuele aspecten en algemeenheden. Tijdens het gehoor is (door)gevraagd naar de persoonlijke beleving van eiser en hoe het voor hem was om in een land als Nigeria, waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel en strafbaar is, homoseksuele relaties te hebben omdat verondersteld kan worden dat eiser gelet daarop over zijn homoseksualiteit en ontdekking daarvan heeft nagedacht. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de duur van een relatie wel degelijk invloed heeft op hoeveel kan worden verklaard over een relatie. Eiser verklaart al 24 jaar gevoelens te hebben voor jongens en dat hij al meer dan 20 jaar met [persoon A] en [persoon B] is omgegaan. Gelet daarop mag de minister van eiser verwachten dat hij meer kan vertellen over deze relaties, over zijn ervaringen in deze relaties en hoe zijn gevoelens voor deze mannen zijn gegroeid. Eiser verklaart -ondanks dat meerdere keren wordt doorgevraagd- telkens over de eerste kennismaking en de schooltijd, maar niet over het verdere verloop van de relatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Verklaringen over homoseksueel zijn in Nigeria
9. Eiser betoogt dat uit zijn verklaringen afdoende blijkt hoe het voor hem was om in een land als Nigeria te leven en welke situaties dit opleverde, zoals isolatie op school, ongemak in de kerk en liegen tegen zijn vader. Dat de minister steeds opnieuw dezelfde vragen stelt betekent niet dat eiser dan ook ineens uitgebreider gaat vertellen. De minister werpt eiser niet langer tegen dat hij zich niet zou hebben verdiept in de consequenties van zijn seksuele geaardheid, maar weegt dat ten onrechte niet in eisers voordeel mee. Niet in geschil is dat eiser beschikt over kennis van de positie van homoseksuelen in Nigeria en dat moet in zijn voordeel meewegen. Dat de beslissing enkel is gebaseerd op het volgens de minister ontbrekende verdiepende inzicht is onjuist en onvoldoende gemotiveerd.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser oppervlakkig en niet inzichtelijk heeft verklaard over zijn omgeving in Nigeria en hoe het was om daar als homoseksueel te leven. Eiser beschikt slechts over algemene informatie over de situatie van homoseksuelen in Nigeria die vele Nigerianen zullen hebben en hij heeft (ook na doorvragen) onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat zijn persoonlijke beleving hierin is geweest. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser meer mag worden verwacht dan de enkele stelling dat hij zich persoonlijk goed voelde en dat het riskant was omdat de Nigeriaanse maatschappij homoseksualiteit afkeurt. De beroepsgrond slaagt niet.
Verklaringen over homoseksueel zijn in Nederland
10. Eiser betoogt dat hij verschillende voorbeelden heeft genoemd tijdens de gehoren over de verschillen tussen Nigeria en Nederland, zoals dat hij in Nederland kan zijn wie hij is en dat er in Nederland bescherming is van de politie. De minister doelt ook in dit geval onterecht op een (bewustwordings-)proces waar sprake van zou moeten zijn. Ter zitting betoogt eiser dat hem alsnog het voordeel van de twijfel moet worden gegeven, gelet op alle overgelegde stukken en omdat zijn aanwezigheid bij een voorlichtingsbijeenkomst van COA/GGD en enkele bijeenkomsten van Rainbow en het meelopen van de Gaypride wel geloofwaardig worden geacht.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser summier en algemeen heeft verklaard over de situatie voor homoseksuelen in Nederland. De minister mag van eiser verwachten dat hij kan verklaren over de jaren die hij in Nederland heeft doorgebracht en hoe zijn houding ten opzichte van zijn geaardheid zich in die tijd heeft ontwikkeld. Eiser stelt nu juist vanwege zijn geaardheid te zijn gevlucht en heeft in die jaren in Nederland ook homoseksuele relaties gehad. De verklaringen van eiser over de gestelde relaties die hij in Nederland heeft gehad (met [persoon C] en [persoon D] ) geven onvoldoende inzicht om te concluderen dat het aannemelijk is dat eiser homoseksueel is. Verder blijkt uit eisers verklaringen en uit de overgelegde stukken dat hij naar bijeenkomsten in Nederland is geweest en dat dit wordt gevolgd door de minister. Echter, eiser heeft met de overige verklaringen, daar waar het zwaartepunt ligt, zijn geaardheid niet aannemelijk gemaakt. De enkele aanwezigheid bij de bijeenkomsten is onvoldoende om zijn seksuele geaardheid aannemelijk te maken. De minister heeft verder voldoende gemotiveerd dat de overgelegde stukken geen informatie bevatten over concrete gedragingen van eiser of waarnemingen die de verklaringen van eiser kunnen aanvullen wat betreft zijn seksuele gerichtheid en dat er daarom ook geen reden is om eiser het voordeel van de twijfel te gunnen.
Problemen voortvloeiend uit seksuele gerichtheid (relevant element 3)
11. Eiser betoogt dat de minister zonder twijfel zou moeten aannemen dat [persoon B] met twee broers, die behoorden tot het leger, naar de ouderlijke woning van eiser zijn gegaan en zijn paspoort hebben meegenomen. Dit is meteen na het nader gehoor in de correcties en aanvulling opgehelderd. Eiser betoogt dat hij al voldoende heeft toegelicht wat voor problemen hij bij terugkeer verwacht, nu zijn familie, de jeugd en de autoriteiten op de hoogte zijn van zijn seksuele gerichtheid en hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van zijn vader. Wat betreft de verklaringen door de telefoon van eisers moeder en zus over de dood van [persoon A] kan eiser niets anders dan aangeven dat hij geen enkele twijfel heeft aan de woorden van zijn familie hierover. Het was te gevaarlijk om deze informatie daarna nog te verifiëren. Aan eiser moet dan ook het voordeel van de twijfel worden gegeven. Ter zitting heeft eiser betoogd dat dit een verklaring van een derde betreft en de minister dit daarom onvoldoende heeft onderbouwd. Verder motiveert de minister onvoldoende waarom hij nog steeds betrekt dat eiser nog een paar maanden in Kanu state is geweest na het incident op 10 december 2016 (terwijl het punt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom [persoon A] eisers naam zou hebben genoemd ten overstaan van de jeugd van het dorp en de politie niet langer wordt tegengeworpen), want een enkel ondergedoken bestaan aldaar kan niet van eiser worden verwacht.
11.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het incident, namelijk dat de politie en de jeugd van het dorp van eiser naar eisers ouderlijk huis zijn gegaan, nadat ze [persoon A] met een andere man hadden betrapt, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er daadwerkelijk een dreiging voor hem bestaat in zijn land van herkomst. Omdat eisers seksuele gerichtheid en de relatie tussen eiser en [persoon A] ongeloofwaardig worden geacht, worden de problemen voortvloeiend uit de seksuele gerichtheid ook niet geloofwaardig geacht. De informatie komt bovendien van een ‘van horen zeggen’-verklaring van een derde. Het betoog van eiser treft dan ook geen doel. De minister heeft verder voldoende toegelicht dat het argument van eiser dat het te gevaarlijk was om zelf de situatie te gaan bekijken, onvoldoende uitleg is waarom de conclusie uit derde hand betrouwbaar is. Eiser baseert enkel op vermoedens dat de stem aan de telefoon van de autoriteiten kwam en heeft dit verder niet aannemelijk gemaakt. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaringen over het onderzoek dat [persoon B] heeft gedaan naar de situatie inconsistent zijn. Eiser heeft wisselend verklaard over wie dat onderzoek heeft gedaan. Het klopt dat eiser in de correcties en aanvullingen heeft verklaard dat [persoon B] met zijn twee militaire broers zou zijn langsgegaan bij eisers ouderlijke woning, maar eiser heeft daar tijdens het nader gehoor zelf niets over verklaard, terwijl hij wel meerdere keren over het onderzoek door [persoon B] heeft verklaard. [4] Verder heeft de minister voldoende toegelicht dat eiser langere tijd nog in Kano state is gebleven (tot maart 2017) na het incident in Imo state (in december 2016) en niet is gebleken dat hij in die tijd werd gezocht dan wel dat hij gevaar liep en dat de aangevoerde omstandigheden dat niet anders maken. In het voorgaande heeft de minister ook geen reden hoeven zien om aan eiser het voordeel van de twijfel te gunnen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL20.14362 (niet gepubliceerd).
3.Zie bijvoorbeeld het nader gehoor, p. 10, 11 en 12.
4.Zie het nader gehoor, p. 6 en 8.