ECLI:NL:RVS:2024:3730
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
Op 17 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juli 2024 het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gegrond had verklaard. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van de vreemdeling moest nemen.
De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van zowel de minister als de vreemdeling in aanmerking moesten worden genomen. Hij concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank niet vereiste dat de minister de gevraagde verblijfsvergunning moest verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen zou hebben.
Daarom besloot de voorzieningenrechter om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De minister werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 17 september 2024, en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2024:3730.