ECLI:NL:RVS:2024:3721
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 22 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 5 november 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister had tot het moment van de uitspraak van de rechtbank nog geen besluit genomen. Op 2 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van de procedure heeft bereikt. Hierdoor had hij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij de beoordeling. De minister had de beslistermijn rechtmatig met negen maanden verlengd en heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met het besluit van 2 februari 2024, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan waar de Afdeling nog op moet beslissen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 september 2024.