ECLI:NL:RVS:2024:3695
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 13 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren afgewezen bij besluiten van 23 september 2021. De rechtbank had op 14 april 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep gingen, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, advocaat in Apeldoorn.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grieven van de vreemdelingen, die stelden dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met hun individuele omstandigheden bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. De Raad oordeelde dat de vreemdelingen niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat hun persoonlijke omstandigheden, in het licht van de veiligheidssituatie, leidden tot een verhoogd risico op willekeurig geweld.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 september 2024.