ECLI:NL:RVS:2024:3686
Raad van State
- Verzet
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om kennis te nemen van verzet tegen uitspraak voorzieningenrechter
Op 12 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzet van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2024. In deze eerdere uitspraak werd het hoger beroep van de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 6 juni 2024 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter had deze beslissing genomen met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De vreemdeling, vertegenwoordigd door M.G.E. van Giffen, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat tegen een uitspraak waarbij de voorzieningenrechter de hoofdzaak zonder zitting heeft afgedaan, geen verzet openstaat, zoals bepaald in artikel 83c, eerste lid, van de Vw 2000. Dit betekent dat de vreemdeling geen verzet kan aantekenen tegen de uitspraak van 23 juli 2024. De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzet kennis te nemen. Tevens is bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 september 2024.