202302079/1/A2.
Datum uitspraak: 31 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 februari 2023 in zaak nr. 22/4067 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2022 heeft de CSG de aanvraag van [appellant] om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2022 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd onder wijziging van de motivering.
Bij uitspraak van 23 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J. Weldam, advocaat te Utrecht, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. Y. Pieters en I. Cijsouw MsC, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. Op 30 juli 2021 heeft [appellant] een uitkering uit het schadefonds aangevraagd. Hij is op 29 december 2020 tijdens een burenruzie slachtoffer geworden van een geweldsmisdrijf. Hij is meerdere keren met een hondenriem op zijn hoofd geslagen en heeft daardoor fysiek en psychisch letsel opgelopen. Het fysieke letsel bestaat uit schade aan een zenuw in zijn gezicht waardoor hij links onder zijn oog een blijvend doof gevoel heeft. Ook heeft hij littekens onder de haargrens op zijn hoofd.
2. Op 29 december 2020 heeft [appellant] aangifte gedaan van mishandeling.
3. Bij besluit van 4 juli 2022 heeft de CSG de aanvraag afgewezen. Het fysieke letsel van [appellant] is niet aan te merken als ernstig letsel, zoals bedoeld in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: Wsg). De CSG kan de psychische klachten niet beoordelen, omdat deze niet zijn onderbouwd met objectieve medische informatie.
4. De rechtbank is van oordeel dat het fysieke letsel niet voldoende ernstig is om voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven in aanmerking te komen. Uit de brief van de neuroloog van 1 februari 2021 volgt dat herstel van de zenuw en het dove gevoel in het gelaat nog kan optreden en de eindtoestand over zes tot twaalf maanden pas bekend is. De littekens van [appellant] zijn niet ontsierend, omdat deze zich onder de haargrens bevinden. [appellant] heeft (blijvende) kaalheid niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft hij geen medische informatie overgelegd die nodig is voor de beoordeling van de psychische klachten die het gevolg zijn van de mishandeling.
Het betoog in hoger beroep
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het dove gevoel ernstig fysiek letsel is. Volgens hem heeft hij daarom recht op een uitkering behorend bij letselcategorie 1. [appellant] wijst ter onderbouwing op een brief van de neuroloog van 6 april 2023. Daarin is vermeld dat het persisterend dove gevoel links onder zijn oog is veroorzaakt door schade aan een zenuw in zijn gezicht en dat herstel niet meer mag worden verwacht.
6. Volgens [appellant] hebben de littekens op zijn hoofd een ontsierend effect. De littekens worden op latere leeftijd zichtbaar door het dunner worden van het haar of het optreden van kaalheid.
7. Tot slot betoogt [appellant] dat de CSG nader onderzoek had moeten doen naar zijn psychische klachten. Ten tijde van de mishandeling stond hij onder behandeling voor psychische klachten bij Altrecht. Uit de verklaring van Altrecht van 22 juli 2021 blijkt dat hij in de periode van 29 juni 2020 tot en met 8 mei 2021 is behandeld voor psychische klachten. Uit de brief van de neuroloog van 6 april 2023 blijkt dat zijn klachten zijn verergerd door de mishandeling. Het lag daarom op de weg van de CSG om nader onderzoek te doen naar de invloed van de mishandeling op zijn psychische klachten.
Wettelijk kader en beleid
8. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg luidt als volgt:
Uit het fonds kunnen uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
9. De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst. Deze zijn te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl).
10. Volgens paragraaf 1.2.2 van de Beleidsbundel van 1 augustus 2021 heeft de CSG een Letsellijst ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. Deze Letsellijst geeft richtlijnen voor welk fysiek (deel 1) en psychisch letsel (deel 2) volgens de CSG als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wsg om een uitkering te rechtvaardigen.
11. In het eerste deel is kenbaar gemaakt dat fysiek letsel waarbij volledig herstel optreedt, zonder verdere medische gevolgen, met geen of zeer geringe beperkingen en/of afhankelijkheid, die maximaal zes weken duurt, niet voldoende ernstig is om in aanmerking te komen voor een uitkering. Om in aanmerking te komen voor een uitkering gebaseerd op letselcategorie 1 van de Letsellijst moet sprake zijn van fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en/of enige afhankelijkheid langer dan zes weken.
12. In het tweede deel is onder 2A uiteengezet bij welke geweldsmisdrijven de CSG zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie hierbij past. Onder 2B is uiteengezet hoe de CSG in alle overige gevallen op basis van medische informatie beoordeelt of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past. Het is dan van belang dat er een diagnose is gesteld door een hulpverlener. De hulpverlener kan met toestemming van het slachtoffer medische informatie over het psychisch letsel aan de CSG geven. Aan de hand van deze informatie bepaalt de CSG of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past. Aan deze hulpverleners stelt de CSG daarom de eis dat ze voor het stellen van de diagnose een BIG-registratie of NIP-dienstmerk hebben. Dit zijn bijvoorbeeld GZ-psychologen of psychotherapeuten. Als een diagnose is gesteld door een hulpverlener die hiervoor geen BIG-registratie of NIP-dienstmerk heeft, kan de CSG het psychisch letsel dus niet beoordelen.
13. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt de CSG welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort.
Het oordeel van de Afdeling
Fysiek letsel
14. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de CSG terecht gesteld dat het persisterend dove gevoel links onder het oog van [appellant] niet valt onder letselcategorie 1. In die categorie is onder ‘aangezichtsschedel’ fractuur van een oogkas (=orbita) zonder operatieve behandeling genoemd. Inbegrepen in deze categorie is de tijdelijke of definitieve uitval van de nervus orbitalis, waardoor verminderd gevoel en tintelingen in de wang ontstaan. Uit de medische informatie die [appellant] heeft overlegd, waaronder de brief van de neuroloog van 6 april 2023, is niet gebleken van een fractuur van de oogkas. Gelet op de systematiek van de Letsellijst komt het dove gevoel in de wang niet zelfstandig voor een uitkering behorend bij letselcategorie in aanmerking.
15. Ook het litteken van [appellant] is niet aan te merken als voldoende ernstig fysiek letsel. Volgens de Letsellijst valt een ontsierend litteken in het gezicht in letselcategorie 1. De Afdeling volgt het oordeel van de CSG dat er geen aanleiding bestaat om een uitkering behorend bij letselcategorie 1 toe te kennen, omdat de littekens niet ontsierend zijn. De littekens bevinden zich onder de haargrens. Ook is niet gebleken dat door de littekens van [appellant] de mimiek in het gezicht verandert. [appellant] heeft hiervoor geen onderbouwing gegeven. Ook hebben de littekens geen zichtbare blijvende kaalheid tot gevolg. Dat de littekens in de toekomst eventueel zichtbaar worden als het haar dunner wordt of bij optredende kaalheid, betekent niet dat dit ook ontsierend is (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4253, onder 4.2). 16. Het betoog slaagt niet.
Psychisch letsel
17. Over het betoog van [appellant] dat de CSG ten onrechte zijn psychische klachten niet heeft beoordeeld, overweegt de Afdeling als volgt.
18. Uit het beleid van de CSG volgt dat de CSG voor de beoordeling van psychisch letsel medische informatie van het slachtoffer nodig heeft. Aan de hand van deze informatie bepaalt de CSG of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen. De CSG gebruikt alleen medische gegevens van hulpverleners die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van het psychisch letsel. Dit zijn onder meer een psycholoog of een psychotherapeut die ingeschreven staat in het BIG-register of het dienstmerk (register)psycholoog voert. Dit is slechts anders als het gaat om geweldsmisdrijf waarbij ernstig psychisch letsel voorondersteld kan worden (zie overweging 12).
19. Niet in geschil is dat er geen sprake is van een geweldsmisdrijf waarbij ernstig psychisch letsel kan worden voorondersteld. Dat betekent dat het op de weg ligt van [appellant] om met objectieve medische informatie aannemelijk te maken dat er ernstig psychisch letsel is als gevolg van het misdrijf. [appellant] heeft die informatie niet overgelegd. Uit de verklaring van Altrecht dat [appellant] onder behandeling is geweest van 29 juni 2020 tot en met 8 mei 2021 volgt niet dat de al bestaande psychische klachten zijn verergerd door het geweldsmisdrijf. In de brief van 6 april 2023 schrijft de neuroloog dat [appellant] slecht slaapt door herbelevingen. Alhoewel dergelijke gevolgen invoelbaar zijn, kan aan deze brief niet de betekenis worden gehecht die [appellant] daaraan geeft. Dit is geen diagnose van een geregistreerde psycholoog of psychotherapeut.
20. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
21. Het hoger beroep in ongegrond. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
22. De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Planken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024
299-1067