ECLI:NL:RVS:2024:3659

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
202400941/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 11 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 februari 2024 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.

De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank niet had geoordeeld dat de bewijslastverdeling in het beleid over teruggekeerde Syriërs onjuist was. De Raad van State bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de vreemdeling bij terugkeer naar Syrië geen reëel risico op ernstige schade zou lopen. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De minister van Asiel en Migratie werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep € 875,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.

Uitspraak

202400941/1/V2.
Datum uitspraak: 11 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2024 in zaak nr. NL23.39545 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 2 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, advocaat in Gouda, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Anders dan de minister veronderstelt, heeft de rechtbank niet geoordeeld dat de bewijslastverdeling in het beleid over teruggekeerde Syriërs onjuist is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling op grond van zijn individuele feiten en omstandigheden bij terugkeer naar Syrië geen reëel risico op ernstige schade loopt. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3175, onder 3.3, 4.2 en 4.3.
2.       Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.1.    De rechtbank heeft namelijk een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd. De minister komt daartegen in hoger beroep op terwijl dat gebrek zich (los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming moet zijn) eenvoudig laat herstellen.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024
979