ECLI:NL:RVS:2024:3640
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging van opvang
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. De minister van Asiel en Migratie heeft op 31 juli 2024 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 4 september 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat op 6 september 2024 de verstrekkingen zouden worden beëindigd.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 september 2024 uitspraak gedaan. De vreemdeling heeft verzocht om de voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van de opvang achterwege blijft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat hij niet tijdig kan beoordelen of de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zal worden vernietigd. Daarom heeft hij besloten om bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening te treffen, zodat de beëindiging van de verstrekkingen op 6 september 2024 niet doorgaat.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 september 2024.