202302397/1/A2
Datum uitspraak: 4 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
I. [appellant sub 1], wonend in [woonplaats],
II. de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2023 in zaak nr. 22/1854 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
de RDW
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2022 heeft de RDW een voertuig met kenteken [...] (hierna: het voertuig) ingeschreven in het kentekenregister en tenaamgesteld. Ook heeft de RDW de bij de importkeuring op 15 april 2022 aangezegde Wachten Op Keuren-status (hierna: WOK-status) geregistreerd.
Bij besluit van 5 juli 2022 heeft de RDW het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de technische beoordeling van het voertuig en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het ziet op de niet-ontvankelijkheidsverklaring. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de RDW en [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De RDW en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 9 juli 2024, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. H.J.G. Dudink, advocaat te Haarlem, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. M. Arends, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In geschil is of de RDW het voertuig van [appellant sub 1] mocht aanmerken als schadevoertuig.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Voorgeschiedenis
3. [appellant sub 1] heeft in België een auto gekocht. Tijdens de importkeuring op 15 april 2022 heeft de RDW vastgesteld dat het voertuig waterschade heeft. Daarom heeft het voertuig een Wachten Op Keuren-status (hierna: WOK-status) gekregen. In het keuringsrapport van 15 april 2022 heeft de RDW vermeld dat het verbod voor het rijden op de weg geldt vanaf het moment dat het voertuig is ingeschreven en tenaamgesteld. Ook staat vermeld dat [appellant sub 1] om de WOK-status op te heffen na ontvangst van het bewijs van inschrijving en het herstel van de waterschade het voertuig voor een schadekeuring moet aanbieden.
4. Bij besluit van 6 mei 2022 heeft de RDW het voertuig ingeschreven in het kentekenregister en tenaamgesteld. Ook heeft de RDW de bij de importkeuring op 15 april 2022 aangezegde WOK-status geregistreerd.
5. De bezwaren van [appellant sub 1] hebben volgens de RDW deels betrekking op de technische staat van het voertuig. Gelet op artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb heeft de RDW de bezwaren tegen de technische beoordeling van het voertuig niet-ontvankelijk verklaard. Aan de ongegrondverklaring van de bezwaren heeft de RDW ten grondslag gelegd dat de bevindingen tijdens de keuring van 15 april 2022 de conclusie waterschade rechtvaardigen. Tijdens de keuring is door de technisch medewerker op verschillende plekken schimmel, zandresten en vliegroest aangetroffen. Ook lag er een stuk rietstengel onder de motorkap en was er een verstuiver gedemonteerd. Doorgaans wordt een verstuiver gedemonteerd als er water in de cilinder heeft gestaan. Daardoor moest het voertuig worden aangemerkt als schadevoertuig.
Uitspraak van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat de RDW ten onrechte het bezwaar van [appellant sub 1] gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaar moet worden opgevat als te zijn gericht tegen het verbod om met de auto op de weg te rijden. Dit besluit als zodanig is geen technische beoordeling, zoals bedoeld in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb.
7. Het rapport met de WOK-melding moet naar het oordeel van de rechtbank worden gezien als een deskundigenadvies, zodat de rechtbank toetst of de RDW heeft voldaan aan zijn vergewisplicht door na te gaan of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud ervan inzichtelijk is en de conclusies daaruit volgen. De RDW heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Het besluit van de RDW is niet onevenredig. Het algemeen belang van de verkeersveiligheid weegt zwaarder dan het individuele belang van [appellant sub 1] bij de verwijdering van het verbod.
Hoger beroep van [appellant sub 1]
8. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RDW de beoordeling die aan zijn bevindingen van 15 april 2022 ten grondslag liggen niet volledig op papier heeft gedocumenteerd. Onduidelijk is hoe de beoordeling heeft plaatsgevonden en wat de bevindingen exact waren. Daardoor kunnen de bevindingen van de RDW de conclusie dat het voertuig waterschade heeft niet dragen. De rechtbank heeft het door haar ingebrachte onderzoeksrapport van 16 juni 2022 onvoldoende meegewogen. Hieruit volgt immers dat het voertuig géén waterschade heeft, aldus [appellant sub 1].
9. De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat het evenredigheidsbeginsel niet is geschonden. De RDW heeft nagelaten om een minder belastende route voor haar te bewandelen.
Hoger beroep van de RDW
10. Volgens de RDW heeft de rechtbank miskend dat hij het bezwaar van [appellant sub 1] voor zover het is gericht tegen (het resultaat van) de technische beoordeling van het voertuig niet-ontvankelijk mocht verklaren, omdat dit deel van het besluit een technische beoordeling is, waartegen geen rechtsmiddelen open staan. De vaststelling dat een voertuig al dan niet voldoet aan de permanente eisen uit hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen is een vaststelling van zuiver technische aard, net zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij de Algemeen Periodieke Keuring (hierna: APK). Voor de APK is in de toelichting op artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb expliciet vermeld dat dit een technisch oordeel is, dat niet vatbaar is voor beroep. De RDW mag uitgaan van deze vaststelling, nadat hij is nagegaan of de vaststelling door een technisch medewerker op een zorgvuldige en juiste wijze tot stand is gekomen.
Oordeel van de Afdeling
10.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3358, onder 7.1-7.3, is voor de vraag of artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb in de weg staat aan beroep het voorwerp van de besluitvorming van belang. Het betoog van de RDW slaagt alleen al niet, omdat de RDW het bezwaar van [appellant sub 1] terecht heeft opgevat als gericht tegen het besluit van 6 mei 2022 van de RDW tot inschrijving van het voertuig in het kentekenregister en de registratie van de WOK-status. Een daartoe strekkend besluit is geen technische beoordeling van een voertuig. 10.2. Omdat de RDW de WOK-melding aan haar besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, is deze melding van belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 6 mei 2022 van de RDW tot inschrijving van het voertuig in het kentekenregister en de registratie van de WOK-status en betrekt de bestuursrechter deze in zijn beoordeling, net zoals hij een deskundigenadvies kan toetsen. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd. Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2229, onder 7.1. 10.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] onvoldoende concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de bevindingen van de RDW tijdens de importkeuring. Daarbij is van belang dat de bevindingen van de RDW en de conclusie dat er op 15 april 2022 sprake is van waterschade inzichtelijk en controleerbaar zijn vastgelegd in het keuringsverslag. Uit dit verslag blijkt dat tijdens de controle door de technisch medewerker op verschillende plekken schimmel, zandresten en vliegroest is aangetroffen op plekken waar dat kenmerkend is voor voertuigen met waterschade. Het door [appellant sub 1] overgelegde rapport van Multimeter van 16 juni 2022, derhalve van 2 maanden later, is onvoldoende om deze bevindingen te weerleggen. Nadat [appellant sub 1] dit onderzoeksrapport had overgelegd, heeft de RDW een aanvullende rapportage van de importkeuring opgevraagd bij de technisch medewerker, en mede op basis daarvan op haar bezwaar beslist. Multimeter stelt dat de auto van [appellant sub 1] geen waterschade heeft. Daarbij geeft zij aan dat er op 16 juni 2022 geen opvallende foutcodes zijn uitgelezen. Dat doet echter niet af aan de gedetailleerde weergave in de rapportage van de RDW van de op 15 april 2022 door de RDW uitgelezen foutcodes, terwijl Multimeter niet weerspreekt dat die toen uitgelezen foutcodes ook kunnen passen bij waterschade. In haar rapport gaat Multimeter ook niet in op de overige bevindingen van de RDW die de conclusie waterschade dragen. Verder volgt uit het rapport niet dat de RDW op het moment van de importkeuring niet tot de conclusie waterschade heeft kunnen komen. Daarbij komt dat van het rapport van Multimeter twee versies in omloop zijn, waarbij het opmerkelijk is dat in de eerste versie die de RDW ten tijde van de bezwaarprocedure in bezit had geen onderzoeksdatum en voertuigidentificatienummer is vermeld, zodat onduidelijk bleef op welk voertuig het rapport betrekking had. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de RDW zijn bevindingen tijdens de importkeuring op 15 april 2022 aan het verbod rijden op de weg ten grondslag mocht leggen, en dat deze voldoende het bestreden besluit onderbouwen.
10.4. Wat [appellant sub 1] in hoger beroep aanvoert over het evenredigheidsbeginsel is zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. [appellant sub 1] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig is. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 28-30 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
11. De betogen slagen niet.
Conclusie
12. De hoger beroepen zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
13. De RDW hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024
284-1067
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:4
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit
[…]
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig […];
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders blijkt, verstaan onder:
[…]
u. schadevoertuig: voertuig dal ten gevolge van een beschadiging niet langer deugdelijk van bouw en inrichting is;
[…]
Artikel 48
[…]
2. Inschrijving in het kentekenregister vindt slechts plaats indien het motorrijtuig […] waarvoor de inschrijving wordt verlangd, voorzien is van een goedkeuring als bedoeld in artikel 21, tweede lid […].
[…]
7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in door de Dienst Wegverkeer te bepalen gevallen met een ingeschreven en te naam gesteld motorrijtuig of aanhangwagen niet op de weg mag worden gereden.
Artikel 51a
[…]
3. Onverminderd het eerste en tweede lid, kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard
[…]
d. indien het ingeschreven voertuig een schadevoertuig betreft dat voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde kenmerken dan wel indien het voertuig na herstel van de schade niet voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van de wijze waarop de schade is hersteld;
[…]
Kentekenreglement
Artikel 38
1. De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst
[…]
b. het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de wet bedoelde eisen.
2. Het verbod om met een voertuig op de weg te rijden als bedoeld in artikel 48, zevende lid, van de wet geldt vanaf het tijdstip waarop dit door een van de in artikel 159 van de wet bedoelde personen is aangezegd.
3. Indien een situatie als bedoeld in het eerste lid zich voordoet dan wordt daarvan een aantekening in het kentekenregister geplaatst.
Regeling voertuigen
Artikel 1.1
In deze regeling wordt verstaan onder:
[…]
schadevoertuig: voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de wet. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een voertuig:
[…]
f. met ernstige brand- of waterschade, […].