202402637/1/A2
Datum uitspraak: 4 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE en de VU),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 4 september 2023 heeft de Examencommissie Tandheelkunde van de VU (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellant] om de geldigheidsduur van tentamenresultaten van drie theoretische vakken en twee praktische vakken te verlengen, afgewezen.
Bij beslissing van 26 maart 2024 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep wat betreft de theoretische vakken gegrond verklaard en wat betreft de praktische vakken ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing, voor zover deze betrekking heeft op de praktische vakken, heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. F. Donner, drs. G. de Jong en M.C. Huls, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] volgt de bacheloropleiding Tandheelkunde aan de VU. Bij e-mail van 13 juni 2023 heeft de examencommissie [appellant] te kennen gegeven dat behaalde tentamenresultaten komen te vervallen per 1 september 2023. [appellant] heeft vervolgens verzocht om de geldigheidsduur van die tentamenresultaten te verlengen.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beslissing van het CBE
3. Het CBE heeft vermeld dat een nieuw curriculum is ingevoerd voor de bacheloropleiding Tandheelkunde. In het geval dat studenten in het collegejaar 2022-2023 de Boorlicentietoets hebben behaald, heeft de examencommissie behaalde tentamenresultaten onder het oude curriculum verlengd. [appellant] heeft de Boorlicentietoets na meerdere pogingen niet behaald.
4. Wat betreft de praktische vakken heeft het CBE geconcludeerd dat de examencommissie het verzoek van [appellant] om verlenging van de geldigheidsduur terecht heeft afgewezen. Het CBE heeft zich op het standpunt gesteld dat het inherent is aan het niet oefenen en toepassen van praktische vaardigheden voor een periode langer dan vier jaar dat die vaardigheden zijn verouderd. De examencommissie hoeft daarom niet nader te onderbouwen dat de praktische vaardigheden aantoonbaar zijn verouderd na een periode van vier jaar, zoals volgens het CBE volgt uit artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleiding Tandheelkunde 2022-2023 (hierna: de OER). Volgens het CBE heeft de examencommissie daarbij voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [appellant]. De studieadviseur heeft verklaard dat [appellant] in het collegejaar 2022-2023 geen persoonlijke omstandigheden heeft gemeld. [appellant] heeft zijn persoonlijke omstandigheden in administratief beroep ook niet toegelicht noch onderbouwd.
Geschil
5. [appellant] heeft op 9 juni 2023 een nieuw tentamenresultaat behaald voor één van de praktische vakken ‘Lijn TV II B’. De geldigheidsduur daarvan is niet meer in geschil. Het geschil in beroep spitst zich daarom toe op de verlenging van de geldigheidsduur van het tentamenresultaat van één praktisch vak, namelijk ‘Lijn TV I, onderdeel preparatietoetsen’. Dat tentamenresultaat heeft [appellant] behaald op 27 februari 2019.
Beroep
Verlenging geldigheidsduur
6. [appellant] betoogt dat het CBE ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen nadere onderbouwing vereist is om het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van tentamenresultaten van praktische vakken af te wijzen na een termijn van vier jaar. Volgens [appellant] is de duur van die termijn, zoals bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de OER, niet onderbouwd. Verder is die bepaling volgens [appellant] onverbindend omdat die in strijd is met artikel 7.10, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: Whw), op grond waarvan de onderwijsinstelling tentamenresultaten kan laten vervallen als de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar zijn verouderd. Ook stelt [appellant] dat hij de getentamineerde vaardigheden voldoende heeft onderhouden en dat de examencommissie hierop in had moeten gaan. Hij voert daartoe aan dat bij alle praktische vakken sprake is van overlap en hij vakken die voortbouwen op de opgedane vaardigheden in het vak ‘Lijn TV I, onderdeel preparatietoetsen’ met goed gevolg heeft afgelegd. Ook is hij werkzaam in een tandartspraktijk.
6.1. De bevoegdheid tot het beperken van de geldigheidsduur van tentamenresultaten is vastgelegd in artikel 7.10, vierde lid, van de Whw. Deze bevoegdheid is uitgewerkt in artikel 3.8 en artikel 9.2 van de OER. In artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de OER staat dat de geldigheidsduur van praktische oefeningen waaronder de (pre)klinische toetsen is beperkt tot een periode van vier jaar volgend op het studiejaar waarin het desbetreffende onderdeel met goed gevolg is afgelegd.
6.2. In de uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:152, is de Afdeling aangesloten bij de uitspraak van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: CBHO) van 19 juli 2022 (CBHO 2022/020) over de beperking van de geldigheidsduur van tentamenresultaten. Daarin heeft het CBHO geoordeeld dat een categorale benadering met een termijn, waarvan in voorkomende gevallen kan worden afgeweken, een toegestane invulling is van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 7.10, vierde lid, van de Whw. De in die bepaling opgenomen woorden ‘aantoonbaar verouderd’ brengen niet met zich mee dat de onderwijsinstelling van geval tot geval gehouden zou zijn te beoordelen of bepaalde kennis is verouderd. 6.3. Ter zitting van de Afdeling heeft het CBE toegelicht dat voor de geldigheidsduur is aangesloten bij de systematiek van de BIG-registratie van tandartsen, waarbij het vereist is kennis en vaardigheden periodiek bij te houden. Bij de geldigheidsduur van tentamenresultaten is verder een termijn van vier jaar aangehouden, zijnde de nominale studieduur van de bachelor van drie jaar met één extra jaar voor uitloop. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de categorale termijn van vier jaar, zoals bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de OER niet in strijd is met artikel 7.10, vierde lid, van de Whw. Artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de OER is daarom niet onverbindend.
6.4. Ingevolge artikel 9.2, tweede lid, kan een verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van een tentamen worden afgewezen als de getentamineerde kennis of het getentamineerde inzicht aantoonbaar verouderd is. De Afdeling is van oordeel dat het op de weg van [appellant] lag om ter onderbouwing van zijn verzoek aannemelijk te maken dat zijn praktische vaardigheden ondanks het verlopen van de termijn van vier jaar niet zijn verouderd. [appellant] is daarin niet geslaagd. [appellant] had bijvoorbeeld de gelegenheid die onderbouwing te geven na de kennisgeving van 13 juni 2023 van de examencommissie dat zijn tentamenresultaten komen te vervallen per 1 september 2023. Het CBE heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het onvoldoende zicht heeft op werkzaamheden die [appellant] als assistent verricht in een tandartspraktijk en dat de getentamineerde vaardigheden in de praktijk voorbehouden handelingen zijn van een geregistreerde tandarts die hij dus niet had kunnen oefenen. [appellant] heeft ook ter zitting aangegeven dat hij bij de tandartspraktijk geen boorhandelingen verricht bij patiënten. Verder heeft hij niet geconcretiseerd waaruit zijn werkzaamheden precies bestaan en waarom die van belang zijn voor de verlenging van de geldigheidsduur. Daarbij heeft de examencommissie aan [appellant], naast de andere studenten die ook onderwijs volgden onder het oude curriculum, voorgesteld om de Boorlicentietoets af te leggen om aannemelijk te maken dat zijn praktische vaardigheden niet zijn verouderd. Bij de meest recente poging in de week van 3 juni 2024 heeft [appellant] de Boorlicentietoets niet met goed gevolg afgelegd. Dit is de zeventiende keer dat [appellant] de Boorlicentietoets niet heeft behaald. Het CBE heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de praktische vaardigheden van [appellant], opgedaan in het vak ‘Lijn TV I, onderdeel preparatietoetsen’, na de categorale termijn van vier jaar aantoonbaar zijn verouderd.
6.5. Verder heeft [appellant] in beroep twee e-mails van 25 april 2024 van de studieadviseur overgelegd, waaruit blijkt dat [appellant] in het collegejaar 2022-2023 persoonlijke omstandigheden heeft gemeld en daarover gesprekken heeft gevoerd. [appellant] heeft terecht aangevoerd dat de conclusie van het CBE dat er geen persoonlijke omstandigheden waren gemeld bij de studieadviseur, onjuist is. Het CBE heeft daarover terecht opgemerkt dat [appellant] noch bij het CBE, noch in beroep bij de Afdeling heeft toegelicht hoe rekening had moeten worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden bij het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur. Het CBE is daarom terecht de examencommissie gevolgd in haar afwijzing van het verzoek om verlenging van het tentamenresultaat van het vak ‘Lijn TV I, onderdeel preparatietoetsen’.
6.6. Het betoog slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
7. [appellant] doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel omdat, volgens [appellant], de examencommissie vergelijkbare verzoeken van andere aanvragers heeft ingewilligd. Desgevraagd heeft [appellant] op de zitting gesteld dat verzoeken van andere studenten om verlenging van de geldigheidsduur van praktische vakken wel zijn toegekend.
7.1. [appellant] heeft zijn stelling niet nader onderbouwd. Het is de Afdeling daarom onduidelijk wat volgens [appellant] de vergelijkbare gevallen zouden zijn. Alleen al daarom kan zijn betoog niet slagen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024
705-1100
Bijlage - Wettelijk kader
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.10
"[…]
4. Het instellingsbestuur kan de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens beperken, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur in een individueel geval te verlengen. De geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegd tentamen kan uitsluitend worden beperkt, indien de getentamineerde kennis of het getentamineerde inzicht aantoonbaar verouderd is, of indien de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar verouderd zijn. Het instellingsbestuur stelt nadere regels vast omtrent de uitvoering van dit lid en over de wijze waarop bij het beperken van de geldigheidsduur in redelijkheid rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 7.51, tweede lid. […]"
Artikel 7.13
"[…]
2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, per opleiding of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daaronder worden ten minste begrepen:
[…]
k. de nadere regels bedoeld in artikel 7.10, vierde lid,
[…]"
Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleiding Tandheelkunde 2022-2023
Artikel 3.8
"1. De geldigheidsduur van behaalde tentamens en vrijstellingen voor tentamens is onbeperkt, tenzij in deel B anders is bepaald.
[…]"
Artikel 9.2
"1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen voor tentamens is beperkt, en wel als volgt:
a. de geldigheidsduur van praktische oefeningen waaronder de (pre)klinische toetsen is beperkt tot een periode van vier jaar volgend op het studiejaar waarin het desbetreffende onderdeel met goed gevolg is afgelegd;
[…]
c. de geldigheidsduur van tentamens is beperkt tot een periode van vier jaar volgend op het studiejaar waarin het desbetreffende onderdeel met goed gevolg is afgelegd, indien de kennis die is getoetst en/of onderwezen in het onderwijsonderdeel aantoonbaar is veranderd dan wel vernieuwd;
[…]
2. Een student kan de examencommissie verzoeken de geldigheidsduur van een tentamen te verlengen. Indien de getentamineerde kennis of het getentamineerde inzicht aantoonbaar verouderd is, of indien de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar verouderd zijn, kan de examencommissie een aanvullend tentamen opleggen, een vervangend tentamen opleggen of verlenging van de geldigheidsduur weigeren.
[…]"