ECLI:NL:RVS:2024:3516
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bewaring vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 maart 2024. De rechtbank had op 11 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 28 augustus 2024.