ECLI:NL:RVS:2024:3338

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
202302061/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 maart 2023. De vreemdeling heeft het hoger beroep echter ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris, thans minister van Asiel en Migratie, te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan in verband met het hoger beroep. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de vreemdeling recht heeft op proceskostenvergoeding, omdat de minister bij besluit van 24 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. De vreemdeling had deze aanvraag op 29 maart 2022 ingediend. De Afdeling concludeert dat de minister, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden.

De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling toegewezen en de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.

Uitspraak

202302061/1/V1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling]
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigt door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 maart 2023 in zaak nr. 22/7451.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft nadere stukken ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris (nu: de minister van Asiel en Migratie) te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan de vreemdeling is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in deze uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. In dit geval heeft de minister bij besluit van 24 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De vreemdeling heeft deze aanvraag op 29 maart 2022 ingediend. Dit betekent dat de minister, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
3.       Het verzoek wordt toegewezen. De minister moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de minister niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Het besluit van 24 juli 2023
4.       De minister is in het besluit van 24 juli 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft niet laten weten het niet eens te zijn met dit besluit. Er is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024
966