202206699/1/R3.
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Leeuwarden,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 oktober 2022 in zaak nr. 22/2022 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 30 mei 2022 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het volgens hem niet (tijdig) bekendmaken door het college van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het bewonen van de eerste verdieping van het pand op het perceel [locatie] te Leeuwarden.
Bij uitspraak van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 mei 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door W. Eilering, rechtsbijstandsverlener te Drachten, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Hengst, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 31 december 2021 heeft [appellant] een brief afgegeven op het gemeentehuis. In het beroepschrift van 30 mei 2022 schrijft [appellant] dat die brief een aanvraag om omgevingsvergunning betreft. Volgens [appellant] heeft het college niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat zou betekenen dat van rechtswege een vergunning is gegeven voor het bewonen van de eerste verdieping van zijn bedrijfspand. Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege staat op grond van artikel 8:55f, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), beroep open.
2. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. [appellant] kan zich hier niet mee verenigen en heeft hoger beroep ingesteld.
Procesbelang?
3. De Afdeling stelt vast dat het college, naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4052, op 15 november 2023 bekend heeft gemaakt dat een van rechtswege verleende vergunning voor het bewonen van de eerste verdieping van het pand op het perceel [locatie] te Leeuwarden is ontstaan. Op de zitting hebben partijen bevestigd dat die omgevingsvergunning onherroepelijk is. 3.1. Dit betekent dat [appellant] inmiddels beschikt over een onherroepelijke omgevingsvergunning waardoor hij de eerste verdieping van zijn bedrijfspand mag bewonen.
3.2. Desgevraagd heeft [appellant] toegelicht dat hij nog belang heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij belang heeft bij het verkrijgen van een vergoeding van de proceskosten.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2068, geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. De enkele omstandigheid dat in beroep om proceskosten is verzocht, vormt dus geen reden voor het aannemen van procesbelang. 3.4. De Afdeling zal het hoger beroep wegens het gebrek aan procesbelang niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de Afdeling niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden in hoger beroep.
Proceskostenvergoeding
4. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen in de uitspraak van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2068, staat een niet-ontvankelijkverklaring vanwege het ontbreken van procesbelang er niet aan in de weg dat wel kan worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan de appellant is tegemoetgekomen. Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb is dan een proceskostenveroordeling mogelijk. Van het aan [appellant] tegemoetkomen door het college is in dit geval echter geen sprake. De verkregen vergunning is namelijk niet op grond van de in deze procedure betrokken brief van 31 december 2021 van rechtswege gegeven en door het college bekendgemaakt. [appellant] heeft de beschikking gekregen over een vergunning omdat in een eerder door hem al gestarte procedure is komen vast te staan dat het college een brief van [appellant] van 25 februari 2021 ten onrechte niet als aanvraag in behandeling heeft genomen en het college naar aanleiding van die procedure die vergunning heeft bekendgemaakt. Nu het procesbelang ook niet anderszins door toedoen van het college is verdwenen, ziet de Afdeling geen aanleiding het college tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen. Conclusie
5. Het hoger beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk;
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2024
952