ECLI:NL:RVS:2024:316
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit staatssecretaris over verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan
Op 29 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 28 oktober 2022, stelde vast dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer had. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 6 februari 2023 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 2 oktober 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.