ECLI:NL:RBDHA:2023:15198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.L. van der Waals
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het rechtmatig verblijf van een Unieburger in Nederland en de gevolgen van een verwijderingsmaatregel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de vaststelling dat hij geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht in Nederland. Eiser, een Poolse nationaliteit, verblijft sinds 2020 in Nederland en heeft op 17 oktober 2022 een gehoor gehad bij de vreemdelingenpolitie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in een besluit van 28 oktober 2022 vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en heeft deze vaststelling gehandhaafd in een besluit van 6 februari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de vereisten van artikel 8.12 van het Vb, omdat hij geen economische activiteiten verricht, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, en niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Eiser heeft aangevoerd dat de belangenafweging bij de verwijderingsmaatregel ten onrechte in zijn nadeel is uitgevallen, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder deze belangenafweging op goede gronden heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de enkele omstandigheden ten voordele van eiser niet opwegen tegen de omstandigheden die in het nadeel van eiser spreken.
Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van eiser verworpen dat de verwijderingsmaatregel in strijd is met het lex certa-beginsel. De rechtbank oordeelt dat de vaststelling dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft een declaratoir karakter heeft en dat eiser de plicht heeft om zijn verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief te beëindigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep.